Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Introduction
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een Middeleeuwse stad werd bestuurd
Éléments de cette leçon
De Middeleeuwen
Baas boven baas
Slide 1 - Diapositive
Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 2 - Diapositive
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier een Middeleeuwse stad werd bestuurd.
Slide 3 - Diapositive
De Nederlanden
Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen
Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.
In die gebieden was een heer, edelman, (bijv. graaf of hertog) de baas
Hij maakte de wetten
De Nederlanden maakten deel uit van het Rooms-Duitse Rijk. De graven en hertogen in Nederland waren officieel leenmannen van de Duitse keizer, maar die had meestal niet meer veel macht over zijn leenmannen. In 1018 werden de legers van de Duitse keizer zelfs verslagen door te troepen van de graaf van Holland.
Slide 4 - Diapositive
Blij met de stad!
Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer.
Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn
De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!
De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland
Slide 5 - Diapositive
Stadsrechten
Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen
De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer
De inwoners van een stad waren vrije poorters (geen bezit van de heer)
In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen
Slide 6 - Diapositive
Hieronder zie je de Middeleeuwse namen van steden staan. Sleep ze naar de juiste plek in de kaart.
Masetrieth
Daventre portu
Amestelledamme
Trecht
Gouwe
Slide 7 - Question de remorquage
Wie is de baas?
De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
Ze kregen advies van een raad.
De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.
Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten
Slide 8 - Diapositive
Straffen in de Middeleeuwen
Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...
...maar de meeste straffen waren geldboetes!
Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!
Slide 9 - Diapositive
Klik op de hotspots en sleep de straffen en de gezegden naar de juiste plek in de afbeelding.
Een gruwelijk goede opdracht!
Hand afhakken
Geselen
Ogen uitsteken
In het water gooien
Ophangen
Op de brandstapel
Onthoofden
"Iemand de ogen uitsteken."
"Hij voelt zich geradbraakt."
"Ik maak hem een kopje kleiner."
" Zij werd op de pijnbank gelegd."
"Ze legden hem het vuur aan de schenen."
"Dat doet hem de das om."
Slide 10 - Question de remorquage
Video
Histoclips: Stad in de Middeleeuwen
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
00:28-00:33
Slide 13 - Diapositive
Hij is de baas van de schepenen
A
Schout
B
Burgemeester
C
Rechter
D
Jury
Slide 14 - Quiz
De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie
Slide 15 - Quiz
De schout, schepenen en burgemeester noem je ook wel ...
A
Magistraten
B
Heren
C
Rechters
D
Gemeenteraad
Slide 16 - Quiz
Van wie kreeg een stad, stadsrechten?
A
Magistraat
B
Schout
C
Burgemeester
D
Heer
Slide 17 - Quiz
Stadsrechten: het recht van een stad op eigen winkels.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Begrippen uit deze les
stadsrechten
stadsmuur
poorter
schout
schepenen
burgemeester
magistraten
Slide 19 - Diapositive
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 20 - Question ouverte
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen