K2 voorbereiding toetsweek 1
1 / 24
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vertaal: Hij voelt zich duizelig.
Slide 3 - Question ouverte
Vertaal: Zij heeft kiespijn.
Slide 4 - Question ouverte
Vertaal: Ik ben verkouden.
Slide 5 - Question ouverte
Vertaal: Hij heeft een verkoudheid.
Slide 6 - Question ouverte
Vraag: Hoe gaat het met je?
Slide 7 - Question ouverte
Vraag: Ga jij naar de dokter? of Ben jij naar de dokter gegaan?
Slide 8 - Question ouverte
Vertel: Ik heb medicijnen gekregen tegen hooikoorts.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
(U) = Kennt er _____?
Slide 11 - Question ouverte
(het) = Ich nehme ____ mit.
Slide 12 - Question ouverte
(jij) = Wir zeigen ____, wie es funktioniert.
Slide 13 - Question ouverte
(jullie) = Herr Meyer hat _____ dort gesehen.
Slide 14 - Question ouverte
(zij [ev]) = Haben Sie es _____ noch nicht gesagt?
Slide 15 - Question ouverte
(zij [mv]) = Er hat ______ Blumen geschenkt.
Slide 16 - Question ouverte
(mij) = Kannst du ____ das morgen bringen?
Slide 17 - Question ouverte
(hij) = Der Arzt hat _____ gestern untersucht.
Slide 18 - Question ouverte
(jullie) = Wir können _____ sehen!
Slide 19 - Question ouverte
(wij) = Er versteht _____ nicht.
Slide 20 - Question ouverte
(jij) Wann hast _____ sie gesehen?
Slide 21 - Question ouverte
(hij) = Er will _____ nächste Woche besuchen.
Slide 22 - Question ouverte
(ik) = Wahrscheinlich habe _____ sie nicht gehört.
Slide 23 - Question ouverte
(zij [ev]) = Das ist die neue Seife. Wie findet ihr ____?
