Lang leve de liefde zwangerschap

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Lang leve de liefde

Welk voorbehoedsmiddel is hier
afgebeeld?

1. de pil
2. spiraal
3. condoom

wat is niet waar?

1. de pil geeft hormonen af
2. je moet de pil dagelijks innemen
3. je krijgt geen eisprong als je de pil slikt
4. de pil is onbetrouwbaar

Wat voorkomt de pil?

1. Soa's
2. Voorkomt dat de eicel rijpt
3. Voorkomt innesteling van een embryo

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en de NuvaRing. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?

1. Bij de pil
2. Bij de pil en condoom
3. Bij de pil en de NuvaRing
4. Bij alle drie.

periodieke onthouding - pil - condoom - coïtus interruptus - nuvaring - spiraaltje

Welke van bovenstaande methoden is niet betrouwbaar?

1. periodieke onthouding
2. nuvaring
3. spiraaltje
4. coïtus interruptus

7 Welk anticonceptiemiddel beschermt minimaal 5 jaar tegen zwangerschap?

1. Anticonceptiestaafje
2. Prikpil
3. Spiraaltje
4. Anticonceptiepleister

Welke anticonceptiemiddel moet om de 3 weken vervangen worden?

1. Spiraaltje
2. Anticonceptiering
3. Anticonceptiepleister
4. Anticonceptiestaafje

Hoe vaak moet je een spiraaltje vervangen?

1. 2 keer per week
2. 2 keer per jaar
3. 1 keer in de 5 jaar
4. 1 keer in de 10 jaar

Joost: 'als je geen extra hormonen in je lijf wilt, kun je het beste een koperspiraaltje gebruiken'
Myrthe: 'bij gebruik van een spiraaltje, kan er wel bevruchting plaats vinden'
Wie van hen heeft gelijk?

1. Alleen Joost heeft gelijk
2. Alleen Myrthe heeft gelijk
3. Joost en Myrthe hebben beiden gelijk
4. Joost en Myrthe hebben beide ONgelijk

Van welke SOA ('s )
kun je onvruchtbaar worden?

1. Aids, Hiv, Chlamydia
2. Chlamydia
3. Aids / Chlamydia
4. Aids / Hiv

Een condoom is niet veilig als ...

1. Het condoom voor het eerst gebruikt
2. Het condoom weggooit in het toilet
3. Het condoom gescheurd is

CE keurmerk op een condoom betekent:

1. Dat het lekker smaakt
2. Dat het goedgekeurd is

Als je een condoom gebruikt kan je niemand zwanger maken.

1. Waar
2. Niet waar

Lesdoelen

• De leerlingen weten hoe het proces van  bevruchting gaat.
• De leerlingen kunnen de veranderingen benoemen die moeder en kind ondergaan
• De leerlingen weten hoe het kindje leeft in de baarmoeder
• De leerlingen weten hoe een bevalling gaat.

0

Bevruchting

bevruchting

Embryonale ontwikkeling

Placenta

plek waar voedings- en afvalstoffen worden gewisseld tussen kind en moeder.

Rode bloedcellen

kunnen niet hier doorheen

Placenta 

Navelstreng
is van de baby

2 navelstreng slagader

1 navelstreng ader

van het embryo naar de placenta

van de placenta naar het embryo

Na 3 maanden: geen embryo meer maar foetus

bevalling

Ontsluiting

Bij ontsluiting wordt de baarmoedermond wijder:

De baby kan er dan makkelijker uit.

De ontsluiting ontstaat door ontsluitingsweeën.

Uitdrijving

Bij de uitdrijving wordt de baby uit het lichaam geperst.

Dit past maar net!

Uitdrijving vindt plaats door persweeën.

Weeën

Er zijn 3 soorten weeën:

Ontsluitingsweeën:  veroorzaakt ontsluiting

Persweeën                 : perst de baby eruit

Naweeën                     : perst de nageboorte eruit. Daarnaast                                                         zorgen naweeën ervoor, dat de                                                                       baarmoeder  de normale grootte weer                                                       krijgt

Nageboorte

Na de geboorte zit de placenta nog in de baarmoeder.

De vruchtvliezen en navelstreng zitten hier nog aan vast.

Tijdens de nageboorte komen deze naar buiten.

Nageboorte bestaat dus uit:

placent

Vruchtvliezen

Navelstreng

Nageboorte

Placenta

 Navelstreng

 Vruchtvliezen

Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?

1. weeën
2. nageboorte
3. ontsluiting
4. uitdrijving

Ontsluiting

Uitdrijving

Nageboorte

Baarmoederhals wordt wijder

Kind wordt naar buiten geperst

Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

1. ovulatie 2. bevruchting
3. bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen
4. innesteling
5. de embryo ontwikkelt zich
6. weeën 7 bevalling

wat is

de juiste volgorde

1. 1-2-3-4-5-6-7
2. 2-1-3-4-5-6-7
3. 1-2-4-3-5-6-7
4. 2-3-1-4-5-6-7

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?

Innesteling

Embryo

Ontsluiting

Uitdrijving

Nageboorte

Aan de slag

Wat?                  Maken Paragraaf 11.2 + 11.3

Hoe?                  met een buurman of buurvrouw

Hoe lang?        ong. 20 minuten

Vraag?               Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.

                              Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op

Klaar?                 Kijk of je dit voor jezelf helder kunt opschrijven                                     (samenvatten) of kijk nog eens naar de vorige les.