Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.

• Taal
• Primary Education

Drie hoofdvormen van werkwoorden

SMS klas 5: Thema 5. werkwoorden en meewerkend voorwerp

Doel van de les

drie hoofdvormen van een werkwoord

- persoonsvorm (pv)

- infinitief (inf.)

- voltooid deelwoord (vd)

Een werkwoord met 3 hoofdvormen

De 3 soorten:

1.  Hele werkwoord of de infinitief (inf)
2.  Persoonsvorm (pv)
3. Voltooid deelwoord (volt. deelw.)

Infinitief

Het hele werkwoord.

lopen - eten - springen - rennen - praten - slapen - spelen - zingen - rijden - kijken - schrijven - schreeuwen

Wat is een infinitief

1. Het hele werkwoord
2. De hij-vorm van het werkwoord
3. Als je de zin vragend maakt komt deze vooraan
4. Wie/wat + werkwoorden

Welk woord is de infinitief

1. durft
2. noemen
3. verteld
4. gehad

Persoonsvorm

Maak de zin vragend, de persoonsvorm komt altijd voor aan.

Hoe vind je een persoonsvorm

1. het hele werkwoord
2. wie/wat + werkwoorden
3. kan de, het of een voor
4. De zin vragend maken dan komt die vooraan

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Wat is de persoonsvorm?

Mijn moeder kruidde het eten.

1. Mijn moeder
2. kruidde
3. het eten

Wat is de pv?
Dit was de laatste vraag over de persoonsvorm.

1. Dit
2. de laatste vraag
3. was
4. de persoonsvorm

Voltooid deelwoord

Staat vaak ge- be- te- of ver- in het werkwoord

Staat altijd een tweede werkwoord bij. 

Wat is het voltooid deelwoord?

1. Bij een vraag komt deze vooraan
2. staat (bijna) altijd ge- be- of ver- in het werkwoord
3. wie/wat + werkwoorden
4. staat altijd ge- be- of ver in maar is geen werkwoord

Wat is een voltooid deelwoord?

1. schrijven
2. getekend
3. eten
4. gamen

Wat is een voltooid deelwoord?

1. aankomen
2. groeten
3. gedaan
4. zwemmen

Welk woord is een voltooid deelwoord?
Hoe heb je dat gemaakt?

1. heb
2. je
3. dat
4. gemaakt

Wat is het voltooid deelwoord?

Wie heeft het huiswerk meegenomen.

1. heeft
2. het huiswerk
3. meegenomen
4. wie

INFINITIEF

voltooid deelwoord

schrijven

beloven

typen

gepest

beloond

verzonden

X	persoonsvorm	volt. deelw.	infinitief
1
2
3
4

Zijn

vader

helpt

te

de struiken

alles

Bijna

verwijderen

is

omgezaagd 

De

struik

dikste

wilt

Quinten

Quinten

doen

bijna

kan

zijn

beginnen

eigen

tuintje

Meewerkend voorwerp

Het mv geeft antwoord op de vraag:

Aan wie / voor wie + gezegde +

onderwerp + lijdend voorwerp??

Meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp is iemand die iets ontvangt. 

Lisa koopt limonade voor Eva.

Sarah leent een boek aan Thomas.

 

Na een tijdje

geeft

de schep

Quinten

Jason

Ze

meldt

Marijke

ze

dat

wilt

pauzeren

Marijke

belooft

Thomas

straks

een lekker broodje

Ik

vertellen

over

je

de boomplantdag

zal

MV

MV

MV

MV

PV

PV

PV

PV

welke vraag stel je bij het meewerkend voorwerp

1. Aan wie of voor wie
2. Wie
3. Wie of wat
4. Wat

Ik heb een cadeau aan mijn oma gegeven?
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Ik
2. Aan mijn oma
3. een cadeau
4. gegeven

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik vraag jullie om hulp.

1. jullie
2. Ik
3. vraag
4. om hulp

Wat is het meewerkend voorwerp?

Tim koopt een lolly voor zijn klas.

1. zijn klas
2. voor zijn klas
3. Tim
4. een lolly

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Dit cadeau is voor jou.

1. Dit cadeau
2. is
3. voor jou

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hij geeft zijn zus een knuffel.

Wat is het meewerkend voorwerp?

De man biedt haar een stoel aan.

1. een stoel
2. biedt
3. haar
4. een stoel

Albert

heeft

een boek

gekocht

voor Harold.

Onderwerp

gezegde

lijdend voorwerp

persoonsvorm

gezegde

meewerkend voorwerp

Hij geeft de voetbal aan Hassan.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?

1. Stel de vraag: aan wie + onderwerp + lijdend voorwerp
2. Stel de vraag: aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
3. Stel de vraag: wat eten we vanavond?
4. Stel de vraag: aan wie + gezegde + lijdend voorwerp.

De ober geeft het eten aan ons.

Wat is het meewerkend voorwerp?

De meester moet haar de taalles uitleggen

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

gezegde

De lerares geeft alle leerlingen een toets.

persoonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

gezegde

Zij geeft aan Jesse een zonnebril.

Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Jesse
2. een zonnebril
3. zij
4. aan Jesse

Wat is het meewerkend voorwerp?
De verzorger haalt bananen voor de apen.

1. de apen
2. voor de apen
3. De verzorger
4. bananen

Wat is het meewerkend voorwerp?
Mijn moeder geeft de leraar een hand.

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'

1. Mijn oma
2. mij
3. het recept
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Mijn moeder

geeft

mij

een glas ranja

onderwerp

gezegde

meewerkend voorwerp

lijdend

voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten

1. Geen meewerkend voorwerp
2. jou
3. Sophie
4. de groeten

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Persoonsvorm

Gezegde

Zij 

geeft

een

knikker

aan

Tim

Ik heb goed mijn best gedaan vandaag,

0100