Voorbereiding toets H1

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

H1 | Kun je kopen wat je wilt?

Basisbehoeften

De mens heeft voor een goed leven dus vier basisbehoeften. 

1. Voedsel
2. Huisvesting
3. Gezondheidszorg
4. Onderwijs 

Middelen

Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals tijd en geld. 

Zelfvoorziening

Je kunt ook in je behoeften voorzien door zelfvoorziening. ​
Wat je nodig hebt of graag wilt hebben voor eigen gebruik, produceer je dan zelf. 

Prioriteiten

Bij het vaststellen van de budgetten moet je prioriteiten stellen

Bepalen wat je het belangrijkste vindt, noem je prioriteiten stellen.

Een getal berekenen met procenten

• Hoeveel is 18% van € 250? 
• 18:100 x 250 = €45
• of
• 250 : 100 x 18 = €45

Sociale beïnvloeding

Commerciële beïnvloeding

De marketingmix: 6p's

Beïnvloeding

Marketingmix (6 p's)

Personeel

Product

Prijs

Promotie

Presentatie

Personeel

Plaats

Commerciële reclame

Het doel van een commerciële reclame is WEL om zoveel mogelijk producten te verkopen!

Berekening

Emre heeft een maandinkomen van €2000. Hij geeft per maand €1500 uit. Hoeveel procent geeft hij van zijn maandinkomen uit?

• Deel : geheel x 100
• 1500 : 2000 x 100 = 75%

Begrotingstekort of -overschot?

• Als de begrote inkomsten groter zijn dan de uitgaven = begrotingsoverschot
• En andersom..... een begrotingstekort

• Hier is sprake van ...... een begrotingsoverschot

Inkomensvormen

• Inkomen uit arbeid
  
  
  
• Inkomen uit bezit
  
  
  
• Inkomen uit overdracht

Soorten uitgaven

• Vaste lasten
• Huishoudelijke uitgaven
• Incidentele uitgaven

Sparen voor een incidentele uitgave

Issa wil een telefoon van € 1000 kopen. Hij spaart € 100 per maand. Hij heeft hij nu al € 320 gespaard.  Bereken hoeveel maanden Joran nog moet sparen om de telefoon  te kunnen kopen.

• 1000 - 320 = €680
• €680 : 100 = 6,8 = 7 maanden

Je koopkracht daalt als...

1. Je inkomen stijgt
2. Er sprake is van inflatie
3. Er sprake is van deflatie
4. Prijs van product daalt

(nieuw - oud) : oud x 100

De prijs van een fles cola was vorig jaar €1,30. Dit jaar is de prijs van een fles cola €1,50.  Met hoeveel procent is de prijs in één jaar gestegen?

• (nieuw - oud) : oud x 100
• (1,50 - 1,30) : 1,30 x 100 =