begrippen en hoofden oefenen staatsinrichting

1848
1 / 16
suivant
Slide 1: Carte mentale
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

1848

Slide 1 - Carte mentale

wie is dit?

Slide 2 - Question ouverte

schrijf op wat je allemaal weet van deze persoon

Slide 3 - Question ouverte

Trias Politica betekent ...
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 4 - Quiz

Welke rechten hebben zowel de Eerste als de Tweede Kamer?
A
recht van enquête recht van begroting
B
recht van initiatief recht van begroting
C
recht van amendement recht van enquête
D
recht van amendement recht van initiatief

Slide 5 - Quiz

Het indienen van een wetsvoorstel.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 6 - Quiz

Een wijziging van een wetsvoorstel indienen.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 7 - Quiz

Ministers hebben het recht van initiatief
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is een controlerende taak van het parlement
A
recht van initiatief
B
recht van amendement
C
recht van interpellatie

Slide 9 - Quiz

Bij welk recht hoort:
Een minister voor een spoeddebat naar de kamer roepen.
A
Recht van amendement
B
Recht van Interpellatie
C
Recht van initiatief
D
Recht van motie

Slide 10 - Quiz


Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering waren de volgende stappen belangrijk:
1 Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in.
2 Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak van de Luxemburgse kwestie.
3 De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af.
Wat is de juiste volgorde van stappen in deze verandering, van vroeger naar later?
A
Luxemburgse kwestie → 2 → 1 → 3 → nieuwe politieke verhouding
B
Luxemburgse kwestie → 2 → 3 → 1 → nieuwe politieke verhouding
C
Luxemburgse kwestie → 3 → 1 → 2 → nieuwe politieke verhouding
D
Luxemburgse kwestie → 3 → 2 → 1 → nieuwe politieke verhouding

Slide 11 - Quiz

Welke koning is er tijdens de Luxemburgse Kwestie?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem-Alexander

Slide 12 - Quiz

Luxemburgse kwestie maakte duidelijk dat
A
koning Willem III moeite had te leven met '1848'
B
de regering niet meer deed wat de koning wilde
C
het parlement haar zin doordreef
D
koning Willem I minder macht had

Slide 13 - Quiz

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Rechters
Parlement
Kabinet

Slide 14 - Question de remorquage

Welk woord weg?
A
Rechtstreekse verkiezingen
B
Directe verkiezingen
C
Eerste Kamer
D
Tweede Kamer

Slide 15 - Quiz

Wat betekent het wanneer men het heeft over 'onschendbaarheid' van de koning?

Slide 16 - Question ouverte