Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Klas 2 H/V
5. Versnelling deel 2
Slide 1 - Diapositive
notitie voor docent
Slide 2 - Diapositive
Planning vandaag
Éen huiswerkvraag bespreken
Samen oefenen
Tijd voor huiswerk
Slide 3 - Diapositive
In deze les is geen nieuwe informatie.
We herhalen, de vragen zijn wel lastiger dan eerst.
Je kunt de onderstaande video bekijken. Hierin zitten ook een aantal oefenopgaven.
Slide 4 - Diapositive
les 4 - Opdracht 1
Slide 5 - Diapositive
les 4 - Opdracht 2
Slide 6 - Diapositive
Pak je laptop en log in in deze LessonUp-les
Slide 7 - Diapositive
Voorbeeldvraag 1
Slide 8 - Diapositive
HAVO: Schrijf in je schrift en maak een foto of typ het uit.
noteer je berekening met formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 9 - Question ouverte
Uitwerking voorbeeldvraag 1
Slide 10 - Diapositive
HAVO: Lisa fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. a. Wat was haar snelheid gedurende die eerste minuut? (geef berekening) b. Wat is tijdens het remmen Δv ? c. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 11 - Question ouverte
VWO: beantwoordt de eerste vraag (11)
Slide 12 - Question ouverte
Voorbeeldvraag 2 (VWO)
Slide 13 - Diapositive
Antwoorden voorbeeldvraag 2 (VWO)
11. Hoe platter de lijn in een s,t-diagram hoe lager de snelheid. Op de momenten 0 seconde en 2 seconde is de lijn plat.
Dus 0 en 2 seconde
12. Je moet het meest bij 1 seconde de snelheid berekenen. Je kunt dus het beste het stuk tussen 0,8 seconde en 1 seconde gebruiken. Dus
formule:
v = s / t
Gegevens:
s = 0,3 meter (afstand tussen 0,8 en 1 seconde)
t = 0,2 sec (tijd tussen 0,8 en 1 seconde
Berekening
v = 0,3 / 0,2 = 1,5 m/s
FOUT:
Je moet niet het hele eerste stuk gebruiken want dan neem je ook het eerste versnellende gedeelte mee en dan krijg je een te hoog antwoord. 0,9 m/s is dus fout
Slide 14 - Diapositive
11. Hoe platter de lijn in een s,t-diagram hoe lager de snelheid. Op de momenten 0 seconde en 2 seconde is de lijn plat.
Dus 0 en 2 seconde
(VWO-vraag)
Slide 15 - Diapositive
VWO: beantwoordt de tweede vraag (12). Geef je berekening met eventuele formules
Slide 16 - Question ouverte
12. Je moet het meest bij 1 seconde de snelheid berekenen. Je kunt dus het beste het stuk tussen 0,8 seconde en 1 seconde gebruiken. Dus
formule:
v = s / t
Gegevens:
s = 0,3 meter (afstand tussen 0,8 en 1 seconde)
t = 0,2 sec (tijd tussen 0,8 en 1 seconde
Berekening
v = 0,3 / 0,2 = 1,5 m/s
FOUT:
Je moet niet het hele eerste stuk gebruiken want dan neem je ook het eerste versnellende gedeelte mee en dan krijg je een te hoog antwoord. 0,9 m/s is dus fout
(VWO-vraag)
Slide 17 - Diapositive
VWO: Lisa fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 18 - Question ouverte
Oefenvraag 3 (VWO)
Lisa fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 19 - Diapositive
antwoord
Ze fietst
Antwoord oefenvraag 3
Ze fietst eerst met een constante snelheid. Deze kunnen we eerst berekenen:
Dit is de beginsnelheid voor het remmen. De eindsnelheid is 0 m/s want ze staat stil op het einde
Formule
v = s / t
Gegevens
s = 300 m
t = 1 min = 60 sec
Berekening
v = 300 / 60 = 5 m/s
Formule
∆t = ∆v/a
Gegevens
vbegin = 5 m/s
veind = 0 m/s
∆v = veind - vbegin = 0 - 5 = -5 m/s
a = -1,3 m/s2
Berekening
∆t = -5 /-1.3 = 3,8 seconde
Slide 20 - Diapositive
Voordat je begint- NAKIJKEN!
Kijk je antwoorden van de vorige LessonUps na.
Dit gaat om les 1 t/m 4 de antwoorden zijn nu verschenen op dia's achter de opgaven
Slide 21 - Diapositive
Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben
De groene vragen zijn optioneel
Slide 22 - Diapositive
Opdracht 1
Je mag ook een screenshot invullen
Slide 23 - Diapositive
Beantwoord hier opdracht 1, schrijf in je schrift en maak een foto. Je kan ook een screenshot digitaal invullen.
Slide 24 - Question ouverte
Opdracht 2. Beantwoord deze vraag. Schrijf in je schrift en maak een foto of typ het uit.
noteer je berekening met formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 25 - Question ouverte
Opdracht 3. Welke s,t-diagram hoort bij de v,t-diagrammen?
v,t -diagram 1
v,t -diagram 2
v,t -diagram 3
v,t -diagram 4
s,t -diagram
A
s,t -diagram
B
s,t -diagram
C
s,t -diagram
D
Slide 26 - Question de remorquage
Opdracht 4: Bereken de versnelling gedurende de eerste 10 seconden
noteer je berekening met eventuele formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 27 - Question ouverte
Opdracht 5: Bereken de versnelling tussen 10 en 20 seconden
noteer je eventuele berekening of uitleg en een antwoord met eenheid
Slide 28 - Question ouverte
Opdracht 6: Bereken de versnelling tussen 20 en 30 seconden
noteer je eventuele berekening of uitleg en een antwoord met eenheid
Slide 29 - Question ouverte
(alleen voor VWO) Opdracht 7: Een automobilist doet het volgende: deel 1: Rijdt op de oprit van de snelweg met een snelheid van 25 km/h deel 2: Versnelt gedurende 5 seconden deel 3: Rijdt op de snelweg in in 2,3 seconden 69 meter
Bereken de versnelling (a) gedurende het versnellen in deel 2.
Deze is lastig. Hij lijkt op voorbeeldvraag 3 (over Lisa op de fiets). Het antwoord is 12m/s². Geef zelf je berekening
Slide 30 - Question ouverte
Antwoorden
Klik om te zoomen
opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 4
formule
gegeven
Δv=6m/s
Δt=10s
berekening
resultaat
a= 0,6 m/s²
a=ΔtΔv
a=ΔtΔv=106=0,6
Opdracht 5
er is geen versnelling want de snelheid verandert niet. dus
a = 0 m/s²
Opdracht 6
In de eerste 10 seconden (opdracht 4) versnelde hij. Nu gaat hij op precies dezelfde manier vertragen. dus
a = - 0,6 m/s²
Slide 31 - Diapositive
Antwoorden
Opdracht 7
formule
gegevens
v = 25 km/h = 90 m/s
Δt = 5 s
s = 69 meter
t = 2,3 s
v=ts
a=ΔtΔv
berekening
m/s
dit is de snelheid die de auto na de versnelling reed dus dit is v .