REPASO H4/V4

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Vamos a repasar

Herhalen vocabulario

Los adjetivos

Gustar

Muy en mucho

hay / ser / estar

¿Cómo se dice en español: hoe heet je?

¿Cómo se dice en español: hoe oud ben je?

¿Cómo se dice en español: hoeveel?

¿Cómo se dice en español: ik ook?

¿Cómo se dice en español: hoe laat is het?

¿Cómo se dice en español: waar?

¿Cómo se dice en español: wanneer?

¿Cómo se dice en español: ons boek?

¿Cómo se dice en español: mijn tassen?

Bijvoeglijk naamwoord

1. Wat is een bijvoeglijk naamwoord? 

2. Verzin 2 voorbeeldzinnen met een bijv. nw in het NL. 

Geef het juiste bijvoeglijk naamwoord:

Hay una pluma ...... encima de la mesa.

1. rojo
2. roja
3. rojos
4. rojas

Geef het juiste bijvoeglijk naamwoord:

Las plantas son ....... (amarillo)

1. amarillo
2. amarillos
3. amarillas
4. amarilla

Geef het juiste bijvoeglijk naamwoord:

Mis padres son ....... (amable)

1. amable
2. amables
3. amablos
4. amablas

Geef het juiste bijvoeglijk naamwoord:

Tengo dos casas ....... (grande)

1. grande
2. grandes
3. grandas
4. grandos

Schrijf 3 dingen op die je leuk/lekker vindt in het Spaans (maak hele zinnen)

Schrijf 3 dingen op die je niet leuk/lekker vindt in het Spaans (maak hele zinnen)

Wat is het verschil tussen "muy" en "mucho"?

Kies de juiste variant: muy / mucho / mucho-a-os-as

Vicente es ... alto

Kies de juiste variant: muy / mucho /mucho-a-os-as

2. En mi ciudad hay ... parques

Kies de juiste variant: muy / mucho / mucho-a-os-as

3. ... turistas visitan la ciudad.

Kies de juiste variant: muy / mucho / mucho-a-os-as

4. ¿Te gustan los calamares? Sí,...

Kies de juiste variant: muy / mucho / mucho-a-os-as

5. En el centro hay una iglesia ... antigua.