Paragraaf 8.3 , je bloed vervoert

Startklaar
Startopdracht
1. Telefoon in de telefoontas.

4. Begin met ‘startopdracht’
2. Zitten volgens plattegrond.
3. Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Onderstreep de belangrijke begrippen uit paragraaf 8.2

Zijn er begrippen die je lastig vindt? Zet er een uitroepteken bij
Zijn er begrippen die je niet snapt? Zet er een vraagteken bij
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Startklaar
Startopdracht
1. Telefoon in de telefoontas.

4. Begin met ‘startopdracht’
2. Zitten volgens plattegrond.
3. Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Onderstreep de belangrijke begrippen uit paragraaf 8.2

Zijn er begrippen die je lastig vindt? Zet er een uitroepteken bij
Zijn er begrippen die je niet snapt? Zet er een vraagteken bij

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
- Verbranding
- Longblaasjes
- Start 8.3
- huiswerk 8.3

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Vidéo

8.3 Je bloed vervoert
Hoofdstuk 8: Je lichaam werkt

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
• Je kunt de verschillende onderdelen van het bloed benoemen. 
• Je kunt uitleggen welke soorten bloedvaten en mens heeft.
• Je kunt uitleggen hoe voedingsstoffen en afvalstoffen op de juiste plaats terecht komen.


Slide 6 - Diapositive

Leerdoel 1

Je kunt de verschillende onderdelen van het bloed benoemen.
- Je kent de begrippen bloedplasma en rode bloedcel en kunt uitleggen welke taak ze hebben.
- Je kunt uitleggen welke stoffen door het bloedplasma en de rode bloedcel vervoert worden.

Slide 7 - Diapositive

Bloed
* bloedplasma
* rode bloedcellen
* witte bloedcellen

Bloedplasma:
voedingsstoffen ( glucose, vitaminen) afvalstoffen ( koolstofdioxide )
zitten hierin opgelost

Slide 8 - Diapositive

Bloedcellen
Rode bloedcel:
Bevat hemoglobine = een rode kleurstof.
Hemoglobine bevat ijzer, hier bindt zuurstof aan, dit gebeurt in de longen. 

Witte bloedcel ?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Leerdoel 1

Je kunt de verschillende onderdelen van het bloed benoemen.
- Je kent de begrippen bloedplasma en rode bloedcel en kunt uitleggen welke taak ze hebben.
- Je kunt uitleggen welke stoffen door het bloedplasma en de rode bloedcel vervoert worden.

Slide 11 - Diapositive

Huiswerk  di 12-3
leren par.8.3 + maken opdr
3 tm 12

ben je al klaar? maak ook par. 8.3 af
Ook al af? Oefen met de LessonUp of biologiepagina.nl


Slide 12 - Diapositive

Bloed
* bloedplasma
* rode bloedcellen
* witte bloedcellen

Bloedplasma:
voedingsstoffen ( glucose, vitaminen) afvalstoffen ( koolstofdioxide )
zitten hierin opgelost

Slide 13 - Diapositive

Bloedcellen
Rode bloedcel:
Bevat hemoglobine = een rode kleurstof.
Hemoglobine bevat ijzer, hier bindt zuurstof aan, dit gebeurt in de longen. 

Witte bloedcel ?

Slide 14 - Diapositive

In het bloed van een patiënt die aan AIDS lijdt, worden bepaalde bloeddeeltjes vernietigd. Daardoor zijn zij zeer gevoelig voor infecties waar gezonde mensen niet gauw last van hebben, zoals longontsteking, schimmelinfecties in de luchtwegen, enzovoorts.

Welke bloeddeeltjes worden op grond van bovenstaande informatie waarschijnlijk vernietigd door het Aids-virus?
?
A
Bloedplaatjes
B
Rode- en witte bloedcellen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 15 - Quiz

Welke van onderstaande bloedcellen hebben celkernen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 16 - Quiz

Iemand snijdt zich behoorlijk in een van zijn vingers. Gelukkig stolt het bloed snel.

Welke stof wordt op de beschadigde plaats bij het stollen van het bloed gevormd?
A
etter
B
hemoglobine
C
fibrinogeen
D
fibrine

Slide 17 - Quiz

Bloedplasma bestaat voor ............. % uit water
A
60
B
70
C
80
D
90

Slide 18 - Quiz

Welke stof maakt bloedcellen rood?

Slide 19 - Question ouverte

Muggen zuigen met hun zuigsnuit bloed bij de mens. Ze prikken daartoe een gaatje in de huid. Voordat ze gaan beginnen te zuigen, brengen ze een beetje van hun speeksel in het wondje. Dit speeksel zorgt ervoor dat de bloedplaatjes van de mens hun normale functie niet kunnen uitoefenen.
Welk voordeel heeft de mug van deze werking van zijn speeksel?
A
De zuigsnuit raakt niet verstopt door stollend bloed
B
Het speeksel van de mug onderdrukt afweerreacties bij de mens.
C
In de zuigsnuit van de mug kan zo hemoglobine van de mens worden afgebroken
D
Het speeksel van de mug kan zetmeel uit het bloed van de mens verteren

Slide 20 - Quiz

Bij de bloedstolling vinden onder andere de volgende processen plaats.

Slide 21 - Question ouverte

Tabaksrook bevat onder andere koolstofmono-oxide, ook wel bekend als kolendamp. Een roker krijgt elke keer als hij een sigaret rookt een kleine hoeveelheid kolendamp binnen. Het blijkt dat koolstofmono-oxide in het bloed op de plaats gaat zitten waar normaal zuurstof gebonden wordt. Het koolstofmono-oxide gaat niet gemakkelijk van die plaats af. Welk deel van het bloed van een roker bindt of welke delen binden koolstofmono-oxide?
A
de witte bloedcellen
B
het bloedplasma
C
de rode bloedcellen
D
de bloedplaatjes

Slide 22 - Quiz

Startklaar
Startopdracht
1. Telefoon in de telefoontas.

4. Begin met ‘startopdracht’
2. Zitten volgens plattegrond.
3. Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Zoek vast op op internet:
- Wat is eigenlijk een bloedsomloop?

- Welke bloedsomloop heeft een mens?

- Welke soorten bloedvaten zijn er?

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Leerdoel 2
Je kunt uitleggen welke soorten bloedvaten en mens heeft.
- Je kunt uitleggen wat slagaders, haarvaten en aders zijn.
- Je kunt de verschillen in bouw tussen de verschillende bloedvaten beschrijven.
- Je kunt vertellen welke kant het bloed op stroomt in een slagader.
- Je kunt vertellen welke kant het bloed op stroomt in een ader.


Slide 25 - Diapositive

Bloedvatenstelsel, organen zijn hart en bloedvaten.
3 verschillende bloedvaten

Slide 26 - Diapositive

Slagader
Slagader vervoert bloed van het hart AF

Meestal vernoemd naar het orgaan waar hij naar toe gaat ( nierslagader, longslagader)

Gespierde wand en kloppen met het hart mee, dit is voelbaar

AORTA

Slide 27 - Diapositive

Haarvaten
Dunste bloedvaten in je lichaam

Wand is 1 cellaag dik

Lopen door de organen

Zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed
Afvalstoffen in het bloed














Slide 28 - Diapositive

Ader
Aders vervoeren bloed naar het hart  TOE
 
Alle aders komen samen in de onderste of bovenste holle ader

Meestal vernoemd naar de organen waar ze vandaan komen (nierader, longader)

Wanden zijn slap en dun en ze hebben kleppen

Slide 29 - Diapositive

aan de slag!
Doorlezen en maken: Deze LessonUp
huiswerk vrijdag
Dan : goed doorlezen blz 101 tm 104
maken opdracht 3 tm 9 van paragraaf 8.4
klaar? OefenLessonUp of biologiepagina

Slide 30 - Diapositive

Welke kenmerken horen bij slagaders?
A
Hierdoor stroomt het bloed van het hart weg
B
Lage bloeddruk
C
Dikke elastische wand
D
Witte bloedcellen kunnen door de wand

Slide 31 - Quiz

Wieteke zegt dat in de haarvaten de bloeddruk sterk afneemt
Vincent zegt dat de aders zuurstofrijk zijn.
Wie heeft er gelijk?
A
alleen Wieteke
B
alleen Vincent
C
Beiden
D
Geen van beiden

Slide 32 - Quiz

Bij de behandeling van sommige patiënten wordt bloed afgenomen uit een armader.
Wat is de reden dat bloed wordt afgenomen uit een armader en niet uit een armslagader?
Bloed wordt afgenomen uit een armader, omdat:
A
de bloeddruk in een armader hoger is dan in een armslagader.
B
de bloeddruk in een armader lager is dan in een armslagader.
C
het bloed in een armader zuurstofarm is en in een armslagader zuurstofrijk.
D
het bloed in een armader zuurstofrijk is en in een armslagader zuurstofarm.

Slide 33 - Quiz

Leerdoel 3
Je kunt uitleggen hoe voedingsstoffen en afvalstoffen op de juiste plaats terecht komen.
- Je kunt benoemen welke stoffen alle cellen in het lichaam nodig hebben.
- Je kunt benoemen welke stoffen afvalstoffen zijn.
- Je kunt de juiste weg benoemen die deze stoffen afleggen voordat ze op de goede plaats terecht komen.

Slide 34 - Diapositive

Hoe komen stoffen bij je cellen
Alle cellen hebben glucose, zuurstof en andere stoffen nodig

Glucose zit in.......
Zuurstof zit in.....

Afvalstoffen moeten de cellen uit

Slide 35 - Diapositive

Stappen
1. slagaders vervoeren bloed naar de organen
2. haarvaten, zuurstof gaat ook in bloedplasma, glucose zit daar al
3. haarvaten, bloedplasma met glucose en zuurstof lekt door de gaatjes in de wand heen
4. buiten de bloedvaten heet bloedplasma weefselvloeistof
5. Cellen nemen glucose en zuurstof op voor de verbranding

Slide 36 - Diapositive

verbranding
zuurstof + glucose  ------> energie + koolstofdioxide + water

Slide 37 - Diapositive

Koolstofdioxide en water gaan de cel uit, via weefselvloeistof , door de openingen in de wand naar het bloed. 

Lossen op in bloedplasma

Slide 38 - Diapositive

Ik heb behoefte aan een contact moment met de docent omdat ik nog vragen heb.
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

Je bent aan het voetballen.
Schrijf de stappen op!
Welke weg legt zuurstof af om jouw benen te laten bewegen?
Begin bij: zuurstof zit in de lucht die je inademt ( door de neus/mond)
Eindig bij: je beenspier

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien

Slide 42 - Vidéo

Slide 43 - Lien