fossilisatie

fossilisatie
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

fossilisatie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fossielen
Fossielen zijn afdrukken of versteende skelleten van organismen 

Fossielen geven inzicht in het leven van lang geleden 

Paleontologen onderzoeken fossielen en proberen uitgestorven dieren te reconstrueren aan de hand van fossielen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ontstaan van fossielen (Fossilisatie)
5 mogelijke manieren:
  1. Verstening
  2. Verdroging
  3. Lage temperaturen
  4. Lage pH + zuurstofgebrek
  5. Opsluiten in barnsteen.

Slide 3 - Diapositive

  • Verstening: micro-organismen breken zachte delen af. Vertraagd door laag zand of slik (bodem van rivier/zee). Skelet en tanden blijven intact. Hoge druk versteent sediment. In water opgeloste mineralen dringen resten binnen en vervangen origineel materiaal. 
  • Verdroging: Snel uitdrogen van een dood organisme in een droge omgeving heeft een conserverende werking, want micro-organismen kunnen niet leven zonder water. 
  • Lage temperatuur Ook kou conserveert. 
  • Lage pH en zuurstofgebrek De zure en zuurstofarme omstandigheden in veenmoerassen zijn ongunstig voor bacteriën. Dat remt de afbraak van dode lichamen. 
  • Opsluiten in barnsteen:  Barnsteen is afkomstig van de gestolde hars van naaldbomen. I.
timer
2:00
Verstening
Verdroging
Lage temp.
Lage pH en O2
Barnsteen
Mineralen
Hoge druk
Veenmoeras
Naaldbomen
Zee
Woestijn
Tirol

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Dateren met gidsfossielen
Fossielen met een grote geografische verspreiding die slechts een beperkte tijd hebben bestaan kunnen worden gebruikt voor het dateren van aardlagen. 
Als je weet dat een bepaald fossiel ongeveer 480 miljoen jaar leefde en je vindt het heel veel terug in een bepaalde aardlag kun je de relatieve leeftijd bepalen van die aardlaag. 

Meer gidsfossielen = betrouwbaarder. 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Relatieve ouderdomsbepaling fossiel
Je kunt ook de ouderdom van andere fossielen bepalen met m.b.v. gidsfossielen

Ouderdom gidsfossiel is exact bepaald, dus alle andere soorten fossielen die in dezelfde aardlaag zijn gevonden, zijn dan ook ongeveer zo oud.



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leeftijd fossiel bepalen met C14-methode
  • Koolstof-isotoop uit dampkring
  • Halveringstijd 5370 jaar
  • 14C:12C bepaalt leeftijd


Bekijk de video op de volgende slide
voor een uitleg over de c14-methode

Slide 8 - Diapositive

Elementen worden ingedeeld naar het aantal protonen in de atoomkern. En van alle elementen bestaan varianten met een verschillend aantal neutronen in de kern. Zo'n variant heet een isotoop.

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld C14:
Fossiel met 25% oorspronkelijke C14
en halveringstijd 5730 jaar is hoe oud?
timer
1:00
A
5370 jaar
B
11460 jaar
C
17190 jaar
D
22920 jaar

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Cladistiek
  • Cladistiek = methode om organismen in te delen in groepen genaamd clades

  • Clade(s) (klados = tak) = een gedeelde voorouder en alle evolutionaire nakomelingen

  • Cladogram = een schematische weergave van verwantschap tussen soorten (evolutionaire stamboom)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Matrix met eigenschappen
Cladogram
Cladogram maken

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Biochemie en verwantschap
Door te kijken naar de overeenkomsten in biochemie bij organismen (bijv. het voorkomen van Hemoglobine of RNA) kan de verwantschap bepaald worden. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Evolutionaire genetica
Men streeft naar clades waarbij alle nakomelingen van een gemeenschappelijke voorouder zijn opgenomen.
Clades waarbij dit het geval is noem je: monofyletisch

Sommige clades zijn polyfyletisch
Dit is een clade waarin organismen zijn opgenomen waarin niet de gemeenschappelijke voorouder is opgenomen

Clades waarvan de gemeenschappelijke ouder en een deel van alle nakomelingen maar niet allen zijn opgenomen, noemt men parafyletisch

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions