Begrippen paragraaf 4.1 t/m 4.4 (tekstboek blz. 98 en 99)
PowerPoints en aantekeningen
Paragraaf 4.1 t/m 4.4
Woensdag 11 maart- 2e uur
Slide 4 - Diapositive
Hoofdstuk 6 - Cultuur en mentaliteit na 1945
Slide 5 - Diapositive
Je kunt in je eigen woorden het begrip verzuiling uitleggen.
Je kunt de vier zuilen benoemen.
Je kunt in je eigen woorden het ontstaan van de verzuiling uitleggen.
Je kunt een gevolg van de verzuiling noemen.
Je kunt in je eigen woorden het begrip emancipatie uitleggen.
Paragraaf 6.1 - Een verzuild land
Slide 6 - Diapositive
Leerdoel deze les
Je kunt in je eigen woorden het begrip verzuiling uitleggen.
Je kunt de vier zuilen benoemen.
Je kunt in je eigen woorden uitleggen hoe de verzuiling is ontstaan.
Je kunt in je eigen woorden het begrip emancipatie uitleggen.
Je kunt een gevolg noemen van de verzuiling.
Slide 7 - Diapositive
Verzuiling
Vanaf 1900 ontstaat er in Nederland een verzuilde samenleving.
De Nederlandse bevolking kun je vanaf dan opdelen in vier verschillende groepen of zuilen.
Mensen leven naast elkaar.
Niet met elkaar.
Zuilen
We noemen de groepen in de Nederlandse samenleving ook wel zuilen. Net als bij een Griekse tempel staan de zuilen (of groepen) wel naast elkaar maar raken elkaar niet. De groepen hebben onderling ook weinig contact. Maar de zuilen werken wel samen om het dak te dragen, net zoals de groepen het dak 'Nederland' dragen.
Slide 8 - Diapositive
Verzuiling is de maatschappij opdelen in bevolkingsgroepen die zijn georganiseerd op basis van hun politieke overtuiging of geloof.
Slide 9 - Diapositive
De zuilen
De Nederlandse bevolking kun je opdelen in vier verschillende groepen of zuilen, namelijk:
Protestanten
Katholieken
Socialisten
Liberalen
Liberalen.
Voor liberalen was vrijheid (engels = liberty) belangrijk. Mensen moesten vrij zijn om hun eigen levensomstadigheden te kunnen verbeteren. De overheid moest zich daarom niet zo veel met de bevolking bemoeien, doorvoorbeeld door wetten te maken.
Socialisten.
Voor de socialisten was gelijkheid belangrijk. Zij wilden de verschillen tussen arm en rijk verkleinen en kwamen op voor de rechten van de arbeiders.
Katholieken.
Katholieken zijn christenen die de Paus in Rome als hun leider zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden.
Protestanten
Protestanten zijn christenen die de Bijbel als e belangrijkste bron van hun geloof zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden.
Slide 10 - Diapositive
Ontstaan 1
Tussen ongeveer 1850 en 1900 werd Nederland geregeerd door liberalen.
Zij bepaalden wat er gebeurde op het gebied van politiek, de sociale kwestie en onderwijs.
De andere groepen (protestanten, katholieken en socialisten) hadden weinig invloed, maar wel kritiek op het beleid van de liberalen.
Slide 11 - Diapositive
Ontstaan 2
Om sterker te staan gaan de protestanten, kahtolieken en socialisten zich organiseren, bijvoorbeeld in poltieke partijen.
Maar... later ook vakbonden, kranten, sportclubs, scholen en bejaardenhuizen.
Elke zuil voor zichzelf.
Slide 12 - Diapositive
Emancipatie is het verkrijgen van gelijke rechten en het opheffen van achterstanden.
Slide 13 - Diapositive
Verzuiling
Dit was vooral bij de confessionelen (protestanten en katholieken).
Want... liberalen en socialisten zijn goddeloze! En contact met hen zou ervoor zorgen dat je je geloof verliest. Dus niet naar de hemel kan.
Contact met andere zuilen werd ontmoedigd.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
De samenleving raakte verdeeld in groepen. Welk begrip past hier het beste bij?
A
Verzuiling
B
Groepering
C
Pacificatie
D
Nationalisme
Slide 16 - Quiz
Noem de 4 groepen/zuilen tijdens de verzuiling.
Slide 17 - Question ouverte
Welke politieke richting had voor de verzuiling het meeste macht?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Liberalen
D
Katholieken
Slide 18 - Quiz
De verzuiling leidde tot:
A
De indeling van de jeugd in meisjes- en jongensgroepen
B
De opdeling van de bevolking in gelovigen en niet-gelovigen
C
Veel onenigheid in het Nederland van na WO II
D
Een samenleving waarin het leven zich vooral binnen een groep afspeelde