Metataal zelfstandig verwerken lw, ww, znw, bvnw, vz
geen werkwoord
werkwoord
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken
1 / 13
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
geen werkwoord
werkwoord
drinken
paarden
bijten
stoelen
dingen
plakken
Slide 1 - Question de remorquage
Slide 2 - Diapositive
Lidwoord
Geen lidwoord
De
Het
Een
Voor
Ik
Doen
Slide 3 - Question de remorquage
De grote hond rent snel door het park.
grote
hond
rent
snel
door
het
park
De
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 4 - Question de remorquage
Een mooie bloem groeit in de tuin.
mooie
bloem
groeit
in
de
tuin
Een
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 5 - Question de remorquage
Het rode boek ligt op de tafel.
rode
boek
ligt
op
de
tafel
Het
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 6 - Question de remorquage
De blije kinderen spelen buiten.
blije
kinderen
spelen
buiten
De
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 7 - Question de remorquage
Een kleine vogel zingt vrolijk in de boom.
de
kleine
vogel
zingt
vrolijk
in
boom
Een
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 8 - Question de remorquage
De oude kat slaapt rustig op de stoel
de
oude
kat
slaapt
rustig
op
stoel
De
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 9 - Question de remorquage
Een lekker ijsje smaakt heerlijk op een warme dag.
dag.
een
lekker
ijsje
smaakt
heerlijk
op
warme
Een
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 10 - Question de remorquage
De hoge boom staat in het bos.
bos
hoge
boom
staat
in
het
De
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 11 - Question de remorquage
Een schattig konijntje huppelt door het gras.
gras
schattig
konijntje
huppelt
door
het
Een
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
Slide 12 - Question de remorquage
De rode auto rijdt snel over de weg.
weg.
de
rode
auto
rijdt
snel
over
De
Werkwoord
zelfstandig
naamwoord
voorzetsel
bijvoegelijk
naamwoord
naamwoord
Lidwoord
