urineonderzoek toets

Urine onderzoek toets
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Dierr en gezondheidMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Urine onderzoek toets

Slide 1 - Diapositive

Als je veel hebt gedronken, maken de nieren... urine aan, deze urine is dan … van kleur
A
Veel, donkergeel
B
Weinig, donkergeel
C
Veel, lichtgeel
D
Weinig, lichtgeel

Slide 2 - Quiz

Urine is steriel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Midstream urine is het zelfde als gewassen urine
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Als de urine donkerbruin schuimend is wijst dit meestal op de aanwezigheid van ..................... in de urine
A
Albumine
B
Hemoglobine
C
Lidocaïne
D
Bilirubine

Slide 5 - Quiz

Als er na het zwenken van de urine van een kat wat schuim op de urine blijft staan, wat is er dan aan de hand?
A
Niets, dat is normaal
B
Teveel eiwit in de urine
C
Teveel vet in de urine
D
Teveel ontstekingscellen in de urine

Slide 6 - Quiz

Hoe zal de SG zijn van de lichte urine?
A
Hoog
B
Laag

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt urine lozing genoemd?
A
Mictie
B
Defecatie

Slide 8 - Quiz

Bij een hyperglycemie is urine troebel
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Bij welk onderzoek wordt er gekeken naar: de helderheid van de urine, de kleur van de urine, de hoeveelheid urine per keer en de totale hoeveelheid urine per etmaal?
A
Macroscopisch onderzoek
B
Microscopisch onderzoek
C
Klinisch chemisch onderzoek
D
Microbiologisch onderzoek

Slide 10 - Quiz

Wat beïnvloed de kleur van urine?
A
Eten van bepaalde voedingsmiddelen
B
Door veel of weinig te drinken
C
Door inname van medicatie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 11 - Quiz

Eiwit in de urine wijst op ...?
A
Diabetes Mellitus
B
Nierfalen
C
Hartfalen
D
Diabetes Insipidus

Slide 12 - Quiz

Urine sediment is steriel opgevangen urine.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

ketonen in de urine wil zeggen te veel suiker in de urine
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

een urineweg infectie herken je aan de urine als de urine
A
helder is, ruikt en geconcentreerd is
B
geconcentreerd is, troebel, stinkende urine
C
troebel is, lichtgeel is en ruikt
D
bloed bevat, helder en klonterig is

Slide 15 - Quiz

1- het s.g. van urine zegt iets over de concentratie van de urine
2- het s.g. bepaal je met een strip
A
1= onjuist, 2= juist
B
1= onjuist, 2= onjuist
C
1= juist, 2= onjuist
D
1= juist, 2= juist

Slide 16 - Quiz

bij uitdroging wordt de urine
A
donkerder
B
lichter

Slide 17 - Quiz

Welke opvangmethode van urine is geschikt voor bacteriologisch urine onderzoek?
A
Spontaan opgevangen urine
B
Manuele lediging blaas
C
Catheterisatie blaas
D
Cystocentesis

Slide 18 - Quiz

Bloed in de urine
A
nycturie
B
hematurie
C
dysurie
D
cystitis

Slide 19 - Quiz

Welke cellen zijn
dit?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
plaveiselcellen
D
cilinders

Slide 20 - Quiz

Korrelcylinder
Struviet
Calcium oxalaat
Rode bloedcellen

Slide 21 - Question de remorquage

Struviet ontstaat in urine met
A
hoge pH
B
lage pH

Slide 22 - Quiz