pathologie urinewegen

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
PathologieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

welke stof ziet normaal NIET in urine?
A
ureum
B
creatinine
C
glucose
D
natrium

Slide 2 - Quiz

wie krijgt het makkelijkst een urineweg verstopping?
A
poes
B
kater
C
teef
D
reu

Slide 3 - Quiz

wie wordt het makkelijkst incontinent?
A
gecastreerde teef
B
intacte teef
C
gecastreerde reu
D
intacte reu

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Welke urine willen we voor onderzoek?
A
ochtendurine
B
avondurine
C
aan het begin van het plassen
D
aan het eind van het plassen

Slide 11 - Quiz

Een hond die vaak kleine beetjes plast heeft :
A
nierprobleem
B
suikerziekte
C
blaasontsteking

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

donker gekleurde urine is
A
sterker geconcentreerd
B
minder sterk geconcentreerd
C
slecht voor het dier
D
goed voor het dier

Slide 18 - Quiz

voor BO en ABG willen we
A
spontaan geloosde urine
B
catheter urine
C
cystocentese urine
D
mid stream urine

Slide 19 - Quiz

Door het Raas systeem
A
stijgt de bloeddruk
B
daalt de bloeddruk
C
produceer je meer urine
D
neemt het circulerend volume af

Slide 20 - Quiz

nierpatient

Slide 21 - Carte mentale

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

bij chronische nierproblemen zien we
A
veel eten
B
weinig eten
C
gele slijmvliezen
D
blauwe slijmvliezen

Slide 27 - Quiz

In nierdieet zit
A
veel eiwit
B
weinig eiwit
C
veel koolhydraat
D
weinig koolhydraat

Slide 28 - Quiz

Bij chronisch nierfalen zie je in het bloed:
A
veel creatinine
B
veel witte bloedcellen
C
veel eiwit
D
veel rode bloedcellen

Slide 29 - Quiz

Bij chronisch nierfalen zie je geregeld in de urine
A
glucose
B
eiwit
C
bilirubine
D
rode bloedcellen

Slide 30 - Quiz

blaasontsteking

Slide 31 - Carte mentale

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Bij de kat ontstaat cystitis het vaakst door:
A
blaasgruis
B
stress
C
bacteriën

Slide 41 - Quiz

Bij struviet blaasgruis bij de hond is meestal nodig:
A
antibioticum
B
blaasgruisdieet
C
meer bewegen
D
minder bewegen

Slide 42 - Quiz

hematurie is:
A
pus in de urine
B
bloed in de urine
C
niet meer kunnen plassen
D
vaak kleine beetjes plassen

Slide 43 - Quiz

Incontinentie

Slide 44 - Carte mentale

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive

4 vragen om samen te maken
6:Wat is het voordeel van de SDMA-test ?
8b:Wat verwacht je te vinden in het urine onderzoek? (cystitis,stick)
12a Wat zijn de klachten die bij incontinentie optreden? 
13wat is soortelijk gewicht van de urine van een dier met pu/pd?

Slide 47 - Diapositive

opdr 6: Wat is het voordeel van de SDMA-test ?

Slide 48 - Question ouverte

8b:Wat verwacht je te vinden in het urine onderzoek? (cystitis,stick)

Slide 49 - Question ouverte

12a Wat zijn de klachten die bij incontinentie optreden?

Slide 50 - Question ouverte

13 laatst: Wat is het soortelijk gewicht van de urine van een dier met pu/pd?

Slide 51 - Question ouverte