Je weet wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Je kunt gesloten vragen open maken.
Je weet het verschil tussen klassieke en moderne helden en kunt dit uitleggen.
Lesdoelen
Slide 3 - Diapositive
In een thema komen meerdere onderdelen van Nederlands samen. We ronden een thema niet af met een toets, maar met een product (paragraaf 8).
Slide 4 - Diapositive
Open en gesloten vragen
In een interview stelt een interviewer vragen om aan informatie te komen.
Er zijn twee soorten vragen:
1. Gesloten vragen: er is maar één antwoord mogelijk. Vaak is dat ja of nee.
2. Open vraag: je krijgt een uitgebreid(er) antwoord. Deze vragen beginnen vaak met: hoe, waarom of wat.
Slide 5 - Diapositive
Wat is het verschil tussen een open vraag en gesloten vraag?
Slide 6 - Question ouverte
Heb je wel eens iets spannends meegemaakt?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
Slide 7 - Quiz
Hoe ben je op het idee gekomen om stuntvrouw te worden?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag
Slide 8 - Quiz
Hoe kun je van onderstaande vraag een open vraag maken? Wie is jouw grootste held?
Slide 9 - Question ouverte
Door gesloten vragen te stellen, krijg je een beter gesprek dan door alleen maar open vragen te stellen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
In de tekstballonnen staan vragen die niet af zijn. Probeer twee vragen te stellen met de woorden in de wolkjes. Zorg ervoor dat het een open vraag is.
Slide 12 - Question ouverte
THEMAD
HELDEN
We gaan verder op blz. 184-185.
Slide 13 - Diapositive
Klassieke en moderne helden
In veel oudere verhalen komen klassieke helden voor: sterke en dappere mensen.
Moderne helden zijn meestal 'gewone' mensen die in actie komen om anderen te helpen.
Slide 14 - Diapositive
Uitlegfilmpje!
Slide 15 - Diapositive
Vind jij Johan Cruijff een held? Waarom wel/niet?
Slide 16 - Question ouverte
Vind jij deze mensen helden? Waarom wel/niet?
Slide 17 - Question ouverte
Vind jij Aleksandr een held? Waarom wel/niet?
Slide 18 - Question ouverte
Aan het werk
Huiswerkopdrachten
Klaar?
Thema D: Helden, paragraaf 3 Fictie.
Opdracht 1 en 2 op
blz. 184-187.
Thema D: Helden, paragraaf 4 Interview afnemen.
Lees de theorie (groene stukje) op blz. 188 en voer opdracht 1 in tweetallen uit.
timer
10:00
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Noteer de zin waarin uitgelegd wordt wanneer je geen held bent.
Slide 21 - Question ouverte
Uit welke zin blijkt wanneer je wel een held bent?
Slide 22 - Question ouverte
Wat betekent ‘voor een held is het spel pas over als het over is’, denk je?
Slide 23 - Question ouverte
Is Alexandr (begin van de les) volgens dit gedicht een held? Leg je antwoord uit.
Slide 24 - Question ouverte
Je weet wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.
Je kunt gesloten vragen open maken.
Je weet het verschil tussen klassieke en moderne helden en kunt dit uitleggen.
Lesdoelen
Slide 25 - Diapositive
'Ik kan het verschil uitleggen tussen een gesloten en een open vraag.' 0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
Slide 26 - Sondage
'Ik weet het onderscheid tussen klassieke ne moderne helden.' 0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel