Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
persoonlijk voornaamwoorden en voorzetsels 4de naamval
1 / 20
suivant
Slide 1:
Diapositive
German/ Duits/ Deutsch
Secondary Education
Cette leçon contient
20 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
40 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
THEMA: persoonlijk en vragend voornaamwoorden
Lesdoelen:
Om in eenvoudige Duitse zinnen te kunnen communiceren kun jij:
de vertaling van persoonlijk en vragend voornaamwoorden in het Duits.
het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 4de naamval (lijdend voorwerp) gebruiken.
Slide 2 - Diapositive
Wat is een persoonlijk en vragend voornaamwoord in het Nederlands?
Slide 3 - Question ouverte
Opdracht:
Sleep de juiste vertalingen van persoonlijk en vraagend voornaamwoord bij elkaar.
ich
du
Sie
sie (mv)
ihr
wir
es
sie (ev)
er
wer
was
jullie
u
ik
het
zij (mv)
jij
zij (ev)
wij
hij
wie
wat
Slide 4 - Question de remorquage
Wat veranderd in deze zinnen?
Ik koop een pizza voor mij.
Ik koop een pizza voor jou.
Ik koop een pizza voor hem/ haar.
Ik koop een pizza voor ons.
Ik koop een pizza voor jullie.
Ik koop een pizza voor hen.
Slide 5 - Diapositive
Wat veranderd in deze zinnen?
-> het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
veranderd
Ik koop een pizza voor
mij
.
Ik koop een pizza voor
jou
.
Ik koop een pizza voor
hem/ haar
.
Ik koop een pizza voor
ons
.
Ik koop een pizza voor
jullie
.
Ik koop een pizza voor
hen
.
Slide 6 - Diapositive
Van Nederlands naar Duits
Ik koop een pizza voor
mij
.
Ik koop een pizza voor
jou
.
Ik koop een pizza voor
hem/ haar
.
Ik koop een pizza voor
ons
.
Ik koop een pizza voor
jullie
.
Ik koop een pizza voor
hen
.
Ik koop een pizza voor
wie/ wat
?
Ich kaufe eine Pizza für
mich
.
Ich kaufe eine Pizza für
dich
.
Ich kaufe eine Pizza für
ihn/ sie.
Ich kaufe eine Pizza für
uns.
Ich kaufe eine Pizza für
euch
.
Ich kaufe eine Pizza für
sie
.
Ich kaufe eine Pizza für
wen/ was?
Slide 7 - Diapositive
Wanneer gebeurt dit?
Er staat een voorzetsel (bij voorbeeld "voor = für") voor het persoonlijk voornaamwoord.
Het persoonlijk voornaamwoord wordt lijdend voorwerp (4de naamval) in de zin
Slide 8 - Diapositive
Overzicht
onderwerp
1 de naamval
4de naamval
lijdend voorwerp
ik
ich
mich
jij
du
dich
hij/ zij/ het
er/ sie/ es
ihn/ sie/ es
wij
wir
uns
jullie
ihr
euch
zij/ u
sie/ Sie
sie/ Sie
wie/ wat
wer/ was
wen/ was
Overzicht persoonlijk/ vragend voornaamwoord in de 1de en 4de naamval
Slide 9 - Diapositive
Overzicht
Nederlands
1 de naamval
4de naamval
Nederlands
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij/ zij/ het
er/ sie/ es
ihn/ sie/ es
hem/ haar/ het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij/ u
sie/ Sie
sie/ Sie
hen/ u
wie/ wat
wer/ was
wen/ was
wie/ wat
Overzicht persoonlijk/ vragend voornaamwoord in de 1de en 4de naamval
Slide 10 - Diapositive
het persoonlijk voornaamwoord 'du' staat in de eerste naamval (onderwerp in een zin)
A
richtig
B
falsch
Slide 11 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord 'uns' staat in de erste naamval.
A
richtig
B
falsch
Slide 12 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord 'euch' staat in de vierde naamval.
A
richtig
B
falsch
Slide 13 - Quiz
mich
Sie
euch
uns
sie (mv)
sie (ev)
ihn
dich
was
wen
u
hen
wat
wie
jullie
ons
haar
hem
jou
mij
Slide 14 - Question de remorquage
1de
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
sie/Sie
4de
mich
dich
ihn/ sie/ es
uns
euch
sie/ Sie
1. wij Ist das Buch für _________.
2. u, hij Haben ______ einen Stuhl für ___________.
3. ik, zij(ev) _____ kaufe für __________ eine neue Tasche.
4. hij, jullie _____ geht für __________ einkaufen.
5. jij, ik _____ hast den Auftrag für _____ gemacht.
6. wie Für _______ ist das Geschenk?
1de of 4de naamval?
Slide 15 - Diapositive
1. wij Ist das Buch für
uns
.
2. u, hij Haben
Sie
einen Stuhl für ihn.
3. ik, zij(ev)
Ich
kaufe für
sie
eine neue Tasche.
4. hij, jullie
Er
geht für
euch
einkaufen.
5. jij, ik
Du
hast den Auftrag für
mich
gemacht.
6. wie Für
wen
ist das Geschenk?
Antworten
Slide 16 - Diapositive
Vul nu in welke persoonlijk en vragend voornaamwoorden in de vierde naamval je nu al hebt onthouden. Noteer ook de vertaling.
Slide 17 - Question ouverte
Jij weet de vertaling van de persoonlijk en vragend voornaamwoorden in de 1de en 4de naamval
ik weet geen enkele en moet dit nog leren
ik weet een enkele al uit mijn hoofd
ik weet meer dan de helft uit mijn hoofd
ik weet alle uit mijn hoofd
Slide 18 - Sondage
Jij kunt de persoonlijk en vragend voornaamwoorden in een zin toepassen
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 19 - Sondage
Slide 20 - Vidéo
Plus de leçons comme celle-ci
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
October 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Leçon avec
26 diapositives
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Duits
Secondary Education
Kapitel 7 Grammatik mondeling
February 2025
- Leçon avec
18 diapositives
Duits
Secondary Education
Age 13
Kapitel 7 Grammatik mondeling
February 2025
- Leçon avec
18 diapositives
Duits
Secondary Education
Age 13
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Duits
Secondary Education