Bs 5 speciale manieren van overerven & Bs 6 Opvoeding of aanleg

Vandaag 
Basisstof 5: Speciale manieren van overerven 
Basisstof 6: Opvoeding of aanleg? 
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Vandaag 
Basisstof 5: Speciale manieren van overerven 
Basisstof 6: Opvoeding of aanleg? 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen:
Bs 5: 
  • Je kunt kruisingsschema’s maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden. 
  • Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel. (alle regels die we tot nu toe besproken hebben) 
Bs 6:
  • Je kunt het doel van tweelingonderzoek beschrijven. 
  • Je kunt verklaren dat epigenetica kan leiden tot een ander overervingspatroon dan volgens de wetten van Mendel. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Thema 3 Genetica
Basisstof 5

Speciale manieren van overerven

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kruisingen die we tot nu toe hebben behandeld:
  • Monohybride: Aa x Aa
  • Intermediair: IAIa  x  IAIa
  • X-chromosomaal: XAX x  XAY

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling: monohybride overerving

  • overerving van 1 eigenschap
  • 1 betrokken genenpaar

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

"Gewone" dihybride kruising: Een kip met een lange kam (heterozygoot) en witte veren (heterozygoot) wordt gekruist met een haan met een korte kam en zwarte veren.
Wat is de verhouding fenotypen in de F1?

timer
3:00

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een monohybride kruising?
A
Twee chromosomen kruisen
B
Nakomelingen maken en kijken wat er gebeurt in de genen.
C
Een kruising van 1 gen en kijkt hoe de kruising verloopt.
D
Het tegenovergestelde van een polohybride kruising

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Monohybride kruising
Een plant met grote bladeren wordt gekruist met een plant met kleine bladeren. Alle nakomelingen blijken kleine bladeren te hebben.
Wat is dominant en wat zijn de genotypen van de ouders?
A
Grote bladeren AA x aa
B
Grote bladeren Aa x aa
C
Kleine bladeren AA x aa
D
Kleine bladeren Aa x aa

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling: X-chromosomale overerving

  • Overerving van genen eigenschappen die op het geslachtschromosoom liggen.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zoek uit:
Kan deze eigenschap autosomaal overerven?
Kan deze eigenschap X-chromosomaal overerven?

A
wel autosomaal wel X- Chromosomaal
B
wel autosomaal niet X- chromosomaal
C
niet autosomaal wel X - chromosomaal
D
niet autosomaal niet autosomaal

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuwe kruisingen: 
Speciale manieren van overerven: 
- Multipele allelen (méér dan 2 allelen voor een eigenschap)
- Letale allelen
- Gekoppelde genen (dihybride, genen liggen op hetzelfde chromosoom)
- MtDNA (mitochondriaal DNA)

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gekoppelde overerving

Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving

Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

welk fenotype heeft een Cavia met de chromosomen van de vorige slide?
A
lang zwart haar
B
lang zwart haar
C
kort wit haar
D
kort wit haar

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Men kruist AABB x aabb. De genen erven gekoppeld over. De ligging van de genen in de chromosomen is juist weergegeven bij: (De strepen stellen chromosomen voor.)
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Haarkleur en haarstructuur erven hier gekoppeld over.
Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Welke genen zijn dan gekoppeld?

A
zwart met ruw en wit met glad
B
zwart met glad en wit met ruw
C
zwart met wit
D
ruw met glad

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meerdere allelen overerving
  • Overerving met 1 gen maar meerdere varianten van het gen, bijvoorbeeld bloedgroepen.

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Multipele allelen
Drie allelen (IA, IB en i) combineren tot 4 bloedgroepen: 
Bloedgroep A:      IAIA of IA
Bloedgroep B:      IBIB of IB
Bloedgroep AB:   IAIB
Bloedgroep 0:      ii 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

54-2) Een man en een vrouw, beiden met bloedgroep AB, krijgen een kind.

Welke bloedgroepen kan het kind hebben?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een vrouw met bloedgroep 0 krijgt een kind met een man met bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
timer
3:00

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Lethale allelen

- Sommige eigenschappen MOET je hebben om te overleven
- Als dat gen (voor die eigenschap) het niet goed doet
= lethale factor 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lethale allelen

- A = lethale factor
- Aa kan overleven, want a werkt wel goed
- AA kan niet overleven 

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Want een kanarie met een kuif moet een K hebben, twee K (KK) betekent 2x de lethale factor. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

p is een letaal allel bij cavia's. Je kruist cavia Pp met cavia Pp. Hoeveel % van de levend geboren jongen heeft genotype Pp?
timer
3:00

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mitochondriaal DNA

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genoom - al het DNA in de cel


genoom dierlijke cel:
- kernDNA
- mitochondriaal DNA(mtDNA)


genoom plantaardige cel:
- kernDNA 
- mitochondriaalDNA (mtDNA)
- DNA in bladgroenkorrels

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ziekte van Leber
Mitochondriaal DNA kan een overdraagbare ziekte veroorzaken. Dit kan gebeuren wanneer in een gen een mutatie plaatsvindt. Een voorbeeld daarvan is de ziekte van Leber, een oogaandoening. De ziekte wordt overgedragen van moeder op kind.

60) De ziekte van Leber kan alleen worden overgedragen van moeder op kind.

Hoe kun je dit verklaren?

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mitochondriaal DNA kan een overdraagbare ziekte veroorzaken. Dit kan gebeuren wanneer in een gen een mutatie plaatsvindt. Een voorbeeld daarvan is de ziekte van Leber, een oogaandoening. De ziekte wordt overgedragen van moeder op kind.
Met een DNA-test kan de verwantschap tussen familierelaties worden aangetoond. Hierbij wordt soms ook mitochondriaal DNA gebruikt.
60 b) Kan met mitochondriaal DNA een relatie tussen vader en dochter worden aangetoond? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Kan met mitochondriaal DNA een relatie tussen moeder en zoon worden aangetoond? Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maken 
Basisstof 5: 
54 t/m 59 + 61

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

nature-nurture-debat
De vraag of eigenschappen van mensen meer worden bepaald door nature (geboorte) of nurture (aangeleerd).

Slide 34 - Diapositive

A classic twin study conducted by geneticist Claude Bouchard in 1990 looked at the importance of genes for body-fat storage. Bouchard, now at Louisiana State University, housed a dozen lean young male twins in a dormitory and overfed them by 1,000 calories a day for three months. Although every participant was heavier by the end of the experiment, the amount of weight and fat gained varied considerably, from 9 pounds to 29 pounds. Weight gain within pairs of twins was much more similar than weight gain between different twin pairs, and the twins in each pair tended to gain weight in the same places, whether it be in the abdomen, buttocks or thighs.
Nature-nurture
Fenotype = milieu + genotype
Welke speelt een grotere rol?

Herhaling in generaties van: alcoholisme, huiselijkgeweld en misbruik.

Maar ook: creativiteit, verlegenheid, rekenvaardigheid.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tweeling onderzoek
Eeneiige tweeling
Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Omgeving
Zelfde gezin
Zelfde gezin
Ander gezin
Informatie
Effect omgeving/ controle
Effect genen 
Effect omgeving

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergelijkend onderzoek
Als je gedrag van vader en zoon vergelijkt weet je niet of overeenkomsten komen door erfelijkheid komt of doordat de zoon de vader nadoet (leergedrag).

Het meest geschikt zijn ééneiige tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid. Zij hebben exact dezelfde ergelijke eigenschappen maar een verschillend milieu. 

Hieronder het verhaal van Erik en Peter, een ééneiige tweeling uit Nederland die gescheiden is opgegroeid.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Epigenetica
Epi-=op/ bij/ aan/ boven/ voor
-Extra informatie bovenop het genotype (bovenop DNA-code).
-Epigenetica bepaalt óók kenmerken in fenotype.

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

 Epigenetica

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoelen gehaald? 
Bs 5:
  • Je kunt kruisingsschema’s maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.
  • Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel. (alle regels die we tot nu toe besproken hebben)
Bs 6:
  • Je kunt het doel van tweelingonderzoek beschrijven.
  • Je kunt verklaren dat epigenetica kan leiden tot een ander overervingspatroon dan volgens de wetten van Mendel. 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een typisch kruisingsschema voor een monohybride overerving?
A
B
C
D

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor type overerving is dit?
Een bruine labradorreu (bb) en zwartharige labradorteef (BB) krijgen 2 zwarte labradorpuppies.
A
monohybride
B
X-chromosomale
C
meerdere allelen
D
gekoppelde

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor type overerving is dit?

Bij fruitvliegjes is het allel voor een rode oogkleur Xa en een witte oogkleur XA.
A
monohybride
B
X-chromosomale
C
meerdere allelen
D
gekoppelde

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bij de mens komen twee gekoppelde genen voor: A en B. Hoe groot is de kans dat een vader en een moeder met een chromosoompatroon zoals hiernaast een kind krijgen met genotype aaBb?  

Slide 45 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de verhouding in het fenotype van de nakomelingen als:
Aa x Aa

A= Kuif, a= geen kuif, AA= lethaal
A
Kuif: geen kuif = 3 : 1
B
Kuif: geen kuif = 2: 0
C
Kuif: geen kuif = 2: 1
D
Kuif: geen kuif = 1: 1

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Epigenetica gaat over:
A
Het effect van de DNA-code op het fenotype.
B
Het effect van de omgeving op uiting van genen.
C
Mutaties van de DNA-code door omgeving.
D
Het doorgeven van mutaties in DNA.

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ééneiige tweeling groeit gescheiden van elkaar op. Wat zou je goed kunnen onderzoeken met behulp van deze tweeling?
A
De invloed van genen op het fenotype
B
De invloed van omgevingsfactoren op het fenotype
C
De invloed van omgevingsfactoren op het genotype
D
De invloed van het fenotype op de genen.

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions