4Vsptl2 escritura

Programa de hoy


-  woordvolgorde 
- tarea de escritura

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Programa de hoy


-  woordvolgorde 
- tarea de escritura

Slide 1 - Diapositive

Los objetivos de esta clase:

1. Al final de esta clase  sabes mejor las reglas  cómo escribir frases en español;
Aan het einde van deze les weet je beter hoe je zinnen moet schrijven in het Spaans  Je kunt de regels daarvoor beter toepassen.

2.Hemos practicado hacer una frases.
We hebben geoefend om zinnen te maken.


(De doelen voor deze les...)

Slide 2 - Diapositive

Veelvoorkomende fouten toets
Klinkerwisseling 
Pedir: piden (niet pueden--> poder)
Soler: suele (niet sole)
Document klinkerwisseling werkwoorden


Slide 3 - Diapositive

Wat voor woorden zijn dit:
simpático - aburrido - grande - famoso

Slide 4 - Question ouverte

Wat voor woorden zijn dit:
chico - amiga - casa - supermercado

Slide 5 - Question ouverte

Wat voor woorden zijn dit:
ser - comer - hablar - vivir

Slide 6 - Question ouverte

zelfstandig naamwoorden 
dingen, personen
casa, banana, appel, amiga, Rosa, Maria
Werkwoorden
acties
ser, comer, vivir, hablar
Bijjvoeglijke naamwoorden
eigenschappen van dingen, personen
simpatica, inteligente
bijwoorden
de manier hoe iemand/iets iets doet
rapidamente, normalmente
lidwoorden
el las los la un unas unos unas

Slide 7 - Diapositive

Hoe maak je een goede zin?
Onderwerp +  werkwoord(en) + hoe, waar, wanneer, wat, etc.
Yo + como + un postre
Rosa + habla + rapidamente
El gato+ es + bonito

Slide 8 - Diapositive

¿Cómo escribir frases en español?
Om Spaanse zinnen op de goede manier te schrijven, hou je rekening met de onderstaande vragen 

  1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  2. Is per zin 1 werkwoord vervoegd? (klinkerwisseling werkwoorden Teams!)
  3. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
  4. Staat het belangrijkste werkwoord in de juiste tijd? (dus tegenwoordige tijd, toekomende tijd, etc.)
  5. Staat dat werkwoord goed vervoegd bij de juiste persoonsvorm? ; yo soy, ellos hablan etc
  6. Staat de tijdsaanduiding* vóór of achteraan de zin?  (gisteren, vanochtend, in 1898, om half drie)
  7. Staat de plaatsbepaling** vóór of achteraan de zin? (hier/daar, in Madrid, bij de Kwakel, boven, achter)
  8. Zijn de bijvoeglijk-,bezittelijk voornaamwoord en lidwoord aan het zelfstandig naamwoord aangepast? vb. : Un libro rojo; Nuestra casa roja.
  9. Hebben de vraagwoorden accenten?  é , í, á ó, ú ?;  Denk ook aan de ¿? en de ¡!
  10. Heb je voor de bijzin de bovenstaande regels opnieuw toegepast?

Stappen om Spaanse zinnen te schrijven

Slide 9 - Diapositive

1. Staan alle werkwoorden bij elkaar?
Los alumnos escriben y hablan sobre las tareas en el libro rojo en la clase

Slide 10 - Diapositive

2. Staat de ontkenning vóór het vervoegde werkwoord?
Los alumnos no hablan sobre las tareas en el libro rojo en la clase.


Slide 11 - Diapositive

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

actor - famoso - es - el

Slide 12 - Question ouverte

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

juega - Maradona - futbol - al

Slide 13 - Question ouverte

Plaats de woorden in de juiste volgorde:
madre - come - mi - pasta - la - rapidamente

Slide 14 - Question ouverte

Maak een goedlopende zin met 3 tot 5 woorden:
amiga - inteligente - come - chica - la - vive - habla - pizza - francés - bien - normalmente - es - mucha

Slide 15 - Question ouverte

Wat doe je vandaag?
Maak een zin met 3 tot 5 woorden

Slide 16 - Question ouverte


1. De jurk en de tas zijn mooi.
2. Ik ga winkelen in de hoofdstad van Nederland.
3. Wij maken vandaag een wandeling naar de ontmoetingsplek.
4. Ik hou niet van dure dingen. 
5. Hoe laat is het? Het is vijf voor negen 's morgens.
6. Het is een reclame voor de modeshow
Zinnen schrijven
Schrijf je zinnen zelf!
Docenten herkennen Translate gebruik!

Slide 17 - Diapositive

1. De jurk en de tas zijn mooi.     El vestido y el bolso son bonitos.
2. Ik ga winkelen in de hoofdstad van Nederland. 
Voy a ir de compras en la capital de Holanda.
3. Wij maken vandaag een wandeling naar de ontmoetingsplek.
(Hoy) Damos un paseo al punto de encuentro hoy.
4. Ik hou niet van dure dingen.     No me gustan las cosas caras.
5. Hoe laat is het? Het is vijf voor negen 's morgens.    
¿Qué hora es? Son las nueve menos cinco de la mañana.
6.Het is een reclame voor de modeshow.   Es un anuncio para la pasarela.
Zinnen schrijven, antwoorden

Slide 18 - Diapositive

¡Feliz Navidad y feliz Año Nuevo!

Slide 19 - Diapositive