File 7 - part A

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

File 7: part A

Your Bedroom

Lesdoel part A

• Je kunt jouw slaapkamer beschrijven.
• Je leert de voorzetsels (prepositions) in het Engels.
• Je leert de Engelse woorden van meubels en accessoires (spulletjes voor in het interieur)
• Je kunt vertellen waar meubels staan en dat in een   plattegrond laten zien.

Prepositions

Een voorzetsel gebruik je (bijvoorbeeld)
om de plek van iets aan te geven.

Een stoel staat naast de bank, of onder de tafel of bij de deur.

Voorzetsels

Prepositions

Prepositions 

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

on

next to

at

with

under

by

= op / aan

= naast

= aan / bij

= met

= onder

= nabij / door

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

through

above

over

in

of

across from

= door

= boven

= boven

= in

= van

= tegenover

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

behind

around

opposite

= achter

= ergens om heen

= tegenover

(ergens) om heen

boven

tegenover

naast

tegenover

op / aan

op / aan

above

opposite

around

at

next to

across from

on

You enter the room ... (door) the door.

1. in
2. on
3. at
4. through

The lamp is ... (op) the desk.

1. at
2. on
3. in
4. last

The chair is ... (bij) the desk.

1. at
2. on
3. in
4. by

The lamp is ... (boven) the table.

1. above
2. over
3. at
4. around

The tv is ... (tegenover) the bed.

1. around
2. over
3. opposite
4. above

Dirty socks are ... (om) the basket.

1. around
2. in
3. next to
4. behind

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

on

next to

at

with

under

by

= op / aan

= naast

= aan / bij

= met

= onder

= nabij / door

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

through

above

over

in

of

across from

= door

= boven

= boven

= in

= van

= tegenover

Prepositions

Voorzetsels gebruik je om een plek aan te duiden.

behind

around

opposite

= achter

= ergens om heen

= tegenover

 I come _____________ England.

 This is a photo ____ me ________ my holiday ____ Spain

 I go ______ school ______ bus.

 I live _________ my mother in a small house.

I have a book ______ you.

Prepositions: Complete the gaps (1-8)   by dragging a preposition A-H. You can only use each preposition once. 

1.

on

to

from

by

of

in

with

for

Place the prepositions to the house!

in

above

behind

in front of

next to

vertaal:
slaapplaats

1. attic
2. kitchen
3. bath
4. crib

vertaal:
meubels

1. stairs
2. closets
3. furniture
4. cushions

vertaal:
boekenkast

1. bookcase
2. wardrobe
3. bookstore
4. refrigerator

vertaal:
gordijn

1. dishcloth
2. towel
3. blinds
4. curtain

vertaal:
bureau

1. table
2. desk
3. crib
4. closet

I ❤ my crib

😒🙁😐🙂😃