Herhaling H2 licht (havo 2)

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Herhaling H2 licht

1. Quiz toetsstof (met uitleg)
   
2. Oefentoets maken (boek)
3. Afsluiting
   vragenrondje

Hoe noem je deze lichtbundel?

1. Convergent
2. Evenwijdig
3. Divergent

Welk van deze lichtbronnen is geen natuurlijke lichtbron?

1. de zon
2. een kaars
3. een ster
4. een bliksem

Vul de volgende zin aan:
Een stukje karton wordt tussen een lamp en de muur gehouden. Hoe dichter het stukje karton bij de muur komt.........................

1. hoe groter de schaduw wordt.
2. hoe feller het licht van de lichtbron.
3. hoe kleiner de schaduw wordt.
4. hoe zwakker het licht van de lichtbron.

Kern en halfschaduw

Aan het plafond hangt ergens een TL-lamp.

1. Teken de TL-lamp op de juiste plaats.
   
   
2. Teken de halfschaduwgebieden.

Zet de woorden op de juiste plaats

Hoek van inval

Spiegel

Hoek van terugkaatsing

Inkomende lichtstraal

De normaal

Teruggekaatste lichstraal

Klaas staat voor de spiegel zichzelf nauwkeurig te bekijken. Hij kan zichzelf in de spiegel maar voor de helft zien. Daarom doet hij een stap achteruit zodat hij twee keer zo ver van de spiegel staat. Wat ziet Klaas dan in de spiegel?

1. Hij ziet zichzelf volledig maar twee keer zo klein.
2. Hij ziet nog steeds de helft maar twee keer zo klein.
3. Hij ziet zichzelf volledig maar vier keer zo klein.
4. Er is niets verandert aan zijn spiegelbeeld.

Teruggekaatste lichtstraal tekenen.

Bolle en holle spiegel

Hoe kan het dat wij een sinaasappel als oranje zien?

1. omdat hij alle kleuren absorbeert
2. omdat hij alle kleuren weerkaatst
3. omdat hij alleen oranje absorbeert
4. omdat hij alleen oranje weerkaatst

Een blauw voorwerp bij daglicht,
zien we in rood licht als:

1. Blauw
2. Zwart
3. Wit
4. Rood

Welke kleur hebben de witte letters wanneer je met een gele lamp op het bord schijnt.

1. Rood
2. Zwart
3. Wit
4. Geel

Welke kleur heeft het rode bord wanneer je met een gele lamp op het bord schijnt.

1. Rood
2. Zwart
3. Wit
4. Geel

Welke kleur heeft het blauwe bord wanneer je er met geel licht op schijnt?

1. Blauw
2. Zwart
3. Wit
4. Geel

Voorbereiden toets

• Oefentoets maken (p. 70)
• Evt. een zeer beknopte samenvatting maken
• Opgaven uit je boek en de formatieve toets  nogmaals maken
• Vragen stellen

Vragen?!

Herhaling H2 licht

1. Kennen en kunnen doornemen
2. Vragenrondje
3. Herhaling holle en bolle spiegels + schaduw
4. Zelfstandig voorbereiden op de toets

Vragen?!

Bolle en holle spiegel

Voorbereiden toets

• Korte samenvatting maken
• Oefentoets maken (p. 70)
• Opgaven uit je boek en het SO nogmaals maken
• Vragen stellen

Herhaling

Gezichtsveld via de spiegel

Een zéér kleine lichtbron (een zogenaamde puntbron) verlicht een voorwerp. Op de muur achter het voorwerp ontstaat een schaduw van het voorwerp. Deze schaduw heeft geen kernschaduw.

1. Waar
2. Niet waar

Het water van een buitenzwembad, waar veel in gezwommen wordt, zal het zonlicht diffuus weerkaatsen.

1. Waar
2. Niet waar

De voetballer loopt in de richting van de
pijl. Welke schaduwen worden langer?

1. Ze blijven allemaal even lang.
2. Schaduw 1 en 2
3. Schaduw 3 en 4
4. Ze worden allemaal langer.

Welk nummer geeft de hoek van terugkaatsing weer?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

De lichtstraal weerkaatst op vier spiegels en komt uit bij een deur waarachter de schat ligt. Achter welke deur ligt de schat.

1. De deur linksboven.
2. De deur links van het midden.
3. De deur rechts van het midden.
4. De deur rechtsonder.

Hoe noem je deze lichtbundel?

1. Convergent
2. Evenwijdig
3. Divergent

1. Directe lichtbron
2. Indirecte lichtbron

Hoe noem je deze lichtbundel?

1. Convergent
2. Evenwijdig
3. Divergent

De hoek van inval is 65 graden, dan is de hoek van terugkaatsing ..... graden

1. 25 graden
2. 65 graden
3. 130 graden
4. Dat kun je niet zeggen je hebt de normaal niet

Wat gebeurt er met de schaduw als het voorwerp verder van de muur komt in het lamplicht

1. de schaduw wordt groter
2. de schaduw wordt kleiner
3. de schaduw blijft even groot

2. Waar is de schaduw het donkerst

1. Tussen B en C
2. Tussen A en B
3. Tussen C en D
4. Tussen B en D

Wat is juist?

1. A is die hoek van inval, B is de hoek van terugkaatsing, deze zijn altijd even groot.
2. A is die hoek van inval, B is de hoek van terugkaatsing, de hoek van uitval is altijd groter.
3. A is die hoek van terugkaatsing, B is de hoek van inval, deze zijn beide altijd even groot
4. A is die hoek van terugkaatsing, B is de hoek van inval, de hoek van inval is altijd groter

juist/onjuist
Nummer 1 geeft de hoek van inval weer?

1. Juist
2. Onjuist

Kan de vrouw zichzelf
helemaal zien in de
spiegel?

1. Ja
2. Nee