§3.5 Woorden

§3.5 Woorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§3.5 Woorden

Slide 1 - Diapositive

Uitdrukking en spreekwoord
Een uitdrukking is een deel van een zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de woorden in een uitdrukking veranderen. Bv: Iemand mores leren / Ik zal hem eens mores leren.
Een spreekwoord is een hele zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zin niet veranderen. Bijvoorbeeld:
Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten.


Slide 2 - Diapositive

Je vindt de betekenis van uitdrukkingen en spreekwoorden in een woordenboek. 

Bv:  Iemand links laten liggen - Links
         Ergens lak aan hebben - Lak

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld spreekwoorden
- Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht. 
- Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. 
- De appel valt niet ver van de boom. 
- Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. 
- Een goed begin is het halve werk. 
- Het is water naar de zee dragen. 
- Wie wind zaait, zal storm oogsten.

Slide 4 - Diapositive

Maken
Opdracht 12 + 13 + 16

Slide 5 - Diapositive

Kennistest

Slide 6 - Diapositive

Associëren
A
In gedachten dingen in verband brengen met iets anders
B
In uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving

Slide 7 - Quiz

Generaliseren
A
Op grond van één voorbeeld andere gevallen hetzelfde beoordelen
B
De groep mensen waarvoor iets bestemd is

Slide 8 - Quiz

Het stigma
A
Iets dat afbreuk doet aan iemands imago
B
De manier waarop iemand denkt en doet

Slide 9 - Quiz

Sociaal
A
Met betrekking tot de maatschappij
B
Met gevoel voor de mensen om je heen

Slide 10 - Quiz

Etnisch
A
Met betrekking tot een volk
B
De manier waarop een groep mensen leeft

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht

Slide 12 - Question ouverte

Wat betekent: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent: Het is water naar de zee dragen

Slide 14 - Question ouverte

Wat betekent: Wie wind zaait, zal storm oogsten

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent: Het gras is groener bij de buren

Slide 16 - Question ouverte