KP-2 Les 2

Kostprijs-2 (Les 2)
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
KP-2Tertiary Education

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Kostprijs-2 (Les 2)

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning

Slide 2 - Diapositive

Inhoud 
Hoofdstuk 1: kosten en kostencategorie
1.3 Versplling opgave  8+9
1.4 Kosten van duurzame productiemiddelen opgave 10 t/m 12, extra 13


Slide 3 - Diapositive

Herhaling Les 1

De drie (3) begrippen:
1. Organisaties
2. Bedrijven
3. Ondernemingen: Productie gericht op het maken van winst.

Slide 4 - Diapositive

Herhaling Les 1
  • Winst? Opbrengsten zijn GROTER dan de kosten.

  • Wat zijn Kosten? Ze bestaan uit noodzakelijke opgeofferde productiemiddelen (inclusief afval) -> (e ta consisti di productonan necesario cu nos mester pa nos por produci nos producto) 

Slide 5 - Diapositive

1.3 Verspilling (waste)
Indien er meer in het productieproces meer productiemiddelen worden gebruikt of verbruikt dan nodig zijn.

Verspilling wordt NIET tot de kosten gerekend!!. 


Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld 3 (pag. 11)

Slide 7 - Diapositive

1.4 Kosten van duurzame productiemiddelen
Wat zijn kosten van de grond- en hulpstoffen?
Het aankoop van materiaal dat nodig is voor het maken van een product.
(voorbeeld tekening, tekenpapier, potloden, houtskool, verf etc.)

Slide 8 - Diapositive

De Kostensoorten
1. De kosten van grond- en hulpstoffen (hoofdstuk 3)
2. De kosten van duurzame productiemiddelen (hoofdstuk 4)
3. De kosten van arbeid
4. De kosten van grond
5. De kosten van diensten van derden
6. De kosten van belasting

Slide 9 - Diapositive

Kostensoorten of kostencategorieën
a. grond- en hulpstoffen: 
- Grondstof: Het aankoop van materiaal dat nodig is voor het maken van een product; 
- Hulpstof: elektriciteit, water, gas.

b. belastingen: (verplichte bedragen die bedrijven betalen aan de overheid. Deze bestaan voornamelijk uit de kostprijs verhogende belastingen. Voorbeelden zijn invoerrechten, accijnzen, motorrijtuigenbelasting en milieuheffingen)

c. grond: (wordt grond gehuurd of is deze in erfpacht verkregen, het kopen van een stuk terrein)


Slide 10 - Diapositive

Kostensoorten of kostencategorieën
d. diensten van derden: (vb. het gebruiken van een andere bedrijf voor het inlijsten van de tekeningen, schoonmaakbedrijf, transport van goederen (Total Cleaning))

e. Arbeid: het maken van een product vergt (exigi) tijd--> loonkosten en gewaardeerdloon)

f. duurzame productiemiddelen: (productiemiddelen die meer dan één (1) productieproces meegaan, afschrijvingskosten van gebouw)

Slide 11 - Diapositive

§1.3 Opgaven 8 en 9

Slide 12 - Diapositive

Opgave 8
Indien er meer in het productieproces meer productiemiddelen worden gebruikt of verbruikt dan nodig zijn.

Verspilling is vermijdbaar!

Slide 13 - Diapositive

Opgave 9
Als onnodig kosten worden gemaakt, heeft dat geen invloed op de inkomsten van een onderneming.

De onnodig gemaakte kosten worden niet in de kostprijs opgenomen. 
Niet de klant draait voor deze kosten op, maar de ondernemer zelf.

Door deze extra kosten zal de uiteindelijke winst minder zijn dan bij het voorkomen van verspilling. 

Slide 14 - Diapositive

§1.4 Opgaven 10 t/m 12

Slide 15 - Diapositive

Opgave 10 (TOETS)
a. Kosten van grondstof
b. Kosten van duurzame productiemiddelen
c. Kosten van diensten van derden.
d. Kosten van grond
e. Kosten van arbeid
f. Kosten van hulpmiddelen

Slide 16 - Diapositive

Opgave 11
De volle meter: 10 m
Prijs per meter: Afl. 12,50

10m x f12,50= F. 125,-

Er blijft 1 meter stof over. Dit is onvermijdbaar.

Slide 17 - Diapositive

Opgave 12
12a.  Drie (3) maanden worden vooruitbetaald.
3 x f 2.000 = f. 6.000

12b. f. 2.000,- (de maand januari bedraagt een derde deel van de gedane uitgave)

Slide 18 - Diapositive

Extra Opgave 13 

Slide 19 - Diapositive

Opgave 13 (TOETS)
Klei:                          f.  20.000 (200.000/50x5 - 200.000x5/50)
Arbeid                     f.    1.800  ( 60 x 30)
Ovenuren               f.   11.000 ( 55x1000/5)
Transport               f.    1.000 + 
Totale Kosten       f. 33.800 (A)
b. Kosten per steen:
  33.800= 0,05
  676.000
Ruilwinst 6.000 x (0.15 (afval)-0.05= 0.10) = € 600,-
6.000 x 0.10 = €600,-
c. Kosten waren:                        €  33.800
    Verspilling                                            750 - (7500/ 50x5)->klei)
     Onvermijdbare kosten        €   33.050
Dat is:  33.050  x 1000 = € 48,89 voor 1000 waaltjes
               676.000
676.000
200.000 kilo klei à €5 euro per 50
60 arbeidsuren à €30 per uur
0,15 per stuk
676.000

Slide 20 - Diapositive

The end!

Slide 21 - Diapositive