Dieren in de winter

Dieren in de winter.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
DierVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Dieren in de winter.

Slide 1 - Diapositive

Hoe leven dieren in de winter?
Hoe overleven dieren in de winter? 
Gaan ze naar de zon of blijven ze in Nederland? 
Houden ze dan een winterslaap? 
En waar zijn alle insecten in de winter? 

Slide 2 - Diapositive

Wintervacht
Mensen trekken in de winter gewoon een jas aan, maar hoe doen dieren dat? 
Sommige dieren trekken als het koud wordt ook een soort jas aan. Zij krijgen namelijk vóór de winter begint, meestal in de herfst, een wintervacht. Welke dieren krijgen zo’n vacht? Dieren als koeien, paarden, schapen, vogels, katten en konijnen! 


Slide 3 - Diapositive

Hoe is de vacht opgebouwd?
Een wintervacht bestaat uit stevige lange haren en dikke wollige haren. Tussen deze wollige haren zit veel lucht. Deze lucht houdt de warmte vast waardoor de dieren het lekker warm houden in de winter. Ook vogels hebben een soort wintervacht. Als het kouder wordt krijgen ze meer donsveertjes, waartussen ook veel lucht zit. Niet alle vogels krijgen meer donsveertjes. Sommige vogels vliegen lekker naar de zon!

Slide 4 - Diapositive

Vetlaagje
Weer andere dieren beschermen hun lichaam tegen de kou met een vetlaag. Dit zijn meestal dieren die in koud water leven. Een zeehond heeft bijvoorbeeld wel een vetlaag van ongeveer 5 centimeter! Die vetlaag houdt de kou van het water tegen en zorgt dat de lichaamswarmte van het dier lekker binnen blijft. Super handig dus zo’n vetlaag!

Slide 5 - Diapositive

Test & ervaar het zelf! 
Smeer één vinger in met vaseline (voorbeeld vetlaag), wikkel één vinger in stof (voorbeeld wintervacht) en houdt een blote vinger over. Stop vervolgens al deze drie vingers tegelijkertijd in het bakje water. Welke vinger voelt het koudst?


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Insecten in de winter
Er zijn natuurlijk heel veel verschillende insecten en ze hebben allemaal hun eigen manier om de winter door te komen. Of niet, want sommige insecten kunnen de winter niet overleven; daarom laten ze eitjes achter die dat wel kunnen. Andere insecten schuilen onder de grond, in boomschors of andere warme plekjes. Er zijn zelfs insecten die naar een warm land vliegen.

Slide 8 - Diapositive

Lieveheersbeestjes
Lieveheersbeestjes overwinteren door dicht tegen elkaar aan te kruipen. Dat doen ze in een holte van een boom of tussen stenen, maar het kan ook dat je ze tegenkomt in de schuur of kelder. Vooral jonge lieveheersbeestjes overleven de winter. Ze kunnen ongeveer 1 jaar tot 1,5 jaar worden.

Slide 9 - Diapositive

Trekvlinders
Voor sommige vlinders is een Nederlandse winter veel te koud, daarom vliegen ze naar het zuiden. Deze vlinders worden ook wel trekvlinders genoemd. Voorbeelden van zulke trekvlinders zijn de Atalanta en de Distelvlinder.

Slide 10 - Diapositive

Blijvende vlinders
Er zijn ook vlinders die wel in Nederland kunnen overleven. Deze vlinders houden een soort winterslaap; ze kruipen weg in een beschut hoekje in een schuur of in een holle boom. Vlinders die in Nederland overwinteren zijn: de Citroenvlinder, de Dagpauwoog, de Gehakkelde Aurelia en de Kleine Vos. De Citroenvlinder kan zelfs overleven als het vriest. Dat komt omdat in hun bloed veel (geconcentreerde) zouten zitten. Deze zouten zorgen ervoor dat ze niet zo snel bevriezen.
Er zijn ook vlinders die als rups of pop overwinteren. Rupsen verstoppen zich ergens in het gras of onder een stapel bladeren en wachten daar tot het weer voorjaar wordt.

Slide 11 - Diapositive

Vogels in de winter

Slide 12 - Diapositive

Zomergasten
Vogels die in de winter van Nederland naar een ander, warmer land trekken, worden zomergasten genoemd. Dat is bijvoorbeeld de zwaluw, die verhuist helemaal naar Afrika. Andere vogels die naar de zon vliegen zijn bijvoorbeeld de Nachtegaal, Tjiftjaf en de Fitis.

Slide 13 - Diapositive

Wintergasten
Wintergasten komen vanuit andere landen (uit het noorden) in Nederland overwinteren. Dat zijn bijvoorbeeld ganzen (Taigatietgans, Rotgans, Toendrarietgans, Kleine Rietgans). Andere vogels zijn de kleine en de wilde zwaan, de Ruigpootbuizerd en de Koperwiek.

Slide 14 - Diapositive

Standvogels
Maar er zijn ook vogels die gewoon het hele jaar in Nederland blijven, dat noemen ze standvogels. Vogels die bij deze groep horen, zijn de Huismus, de Koolmees, de Ekster en de Winterkoning.

Maar let op! Vogels die je het hele jaar in Nederland tegenkomt, hoeven niet per se standvogels te zijn. De merel zie je bijvoorbeeld het hele jaar in Nederland, maar dat zijn niet dezelfde vogels. De merels die in de zomer in Nederland zijn, vertrekken in de herfst naar het zuiden (bijvoorbeeld Spanje). Merels die in de zomer in het (koude) noorden wonen, komen in de winter naar Nederland om te overwinteren. De merel als soort komt dus wel het hele jaar voor, maar het zijn niet dezelfde vogels.

Slide 15 - Diapositive

Honden
Sommige rassen kunnen goed tegen kou en andere juist helemaal niet. Husky’s en Sint Bernard-honden vinden het helemaal niet erg om naar buiten te gaan met koud weer. Deze honden hebben een dikke vacht. Kleine honden met een dunne vacht hebben buiten soms een speciaal jasje of dekje nodig om warm te blijven.
Honden kunnen last krijgen van hun voetzolen als er sneeuw ligt. Ook zout is niet goed voor de poten. Belangrijk is dan de poten na het wandelen goed schoon te maken.

Het is natuurlijk hartstikke leuk, zo’n sneeuwballengevecht met de hond. Maar echt goed is het niet. Als een hond teveel sneeuw binnenkrijgt, krijgt hij namelijk buikpijn. 

Slide 16 - Diapositive

Katten
Katten kunnen best goed tegen de kou. Ze krijgen een dikke wintervacht die hen goed beschermt. Een kat die gewend is naar buiten te gaan, kan dus rustig naar buiten. Hij moet wel weer naar binnen kunnen als hij dat wil. Te lang in de kou is voor katten natuurlijk ook niet fijn. 

Hoewel katten goed tegen lage temperaturen kunnen, zitten ze het liefst op een warme plek. Ze liggen graag tegen de kachel aan, zitten bij de open haard of kruipen onder de dekens thuis. 

Slide 17 - Diapositive

Konijnen / haasachtigen
Konijnen verharen over het algemeen twee tot vier keer per jaar. Tweejaarlijks is de rui hevig. Het konijn maakt zich klaar voor de zomer of winter. Het duurt zes weken om een zomer- of winterpels aan te maken. De andere twee seizoenen, ruift het konijn minder erg. 
Wanneer je konijn binnen woont, zal zijn winterpels minder dik zijn dan die van een buiten huiskonijn. Het konijn heeft alleen wel een warm nachthok met veel stro nodig.
Het hok mag niet op de tocht staan. Mocht het echt heel erg gaan vriezen, dan kan het hok beter even in de schuur staan.
Een konijn is een gevoelig dier en heeft moeite met grote temperatuurschommelingen. Daarom is het ook geen goed idee om je buitenhuiskonijnen in de winter ineens naar de warme binnentemperaturen te verhuizen (of omgekeerd).


Slide 18 - Diapositive

Knaagdieren
Knaagdieren zoals cavia’s, ratten en muizen kunnen het best binnen staan. Zij krijgen geen dikke wintervacht om zich warm te houden. De dieren mogen niet op de tocht staan, daar kunnen ze heel ziek van worden. In de winter kan een beetje extra stro natuurlijk geen kwaad, want ook in huis kan het kouder zijn in de winter.

Let er goed op bij het hanteren dat je handen niet heel koud zijn. Als je ze met koude handen oppakt kunnen ze erg schrikken.

Slide 19 - Diapositive

Vijver vissen
De meeste vijvervissen kunnen in de winter gewoon buiten blijven. Alleen de kleine jonge vissen overleven de kou misschien niet en kunnen beter binnen staan. (weinig vetten)

Vissen voeren kan tot 5 graden. Bij lagere temperaturen schakelen vissen over op een soort ruststand. Ze hebben dan weinig energie nodig en eten dan niet.

Als er ijs op de vijver ligt, is het slim een wak  te maken. 

Koikarpers kunnen niet zo goed tegen temperatuurswisselingen. De vijver kan dan het beste afgedekt met bubbeltjesplastic. Zo blijft de temperatuur constant.

Slide 20 - Diapositive

Paarden
Paarden krijgen in de winter een dikke vacht. Hierdoor kunnen ze goed tegen kou en zelfs sneeuw vinden ze niet erg. Ze kunnen dus gewoon in de wei staan. Vooral IJslanders en Shetlandpony’s krijgen een dik winterpak. Het is wel fijn voor ze als ze ergens kunnen schuilen, als het bijvoorbeeld hard gaat stormen. Paarden die geschoren worden hebben een deken nodig om warm te blijven.

Het is belangrijk dat paarden genoeg te drinken hebben. Ze hebben daarom altijd vers water nodig. En dat water moet dan niet bevroren zijn natuurlijk. 

Slide 21 - Diapositive

Schapen, koeien en geiten
Schapen, koeien en geiten kunnen prima buiten blijven in de winter. Ze hebben wel beschutting nodig om te kunnen schuilen. Ook hebben ze extra voer nodig. Daarmee houden ze zich warm. 

Meestal gaan ze wel op stal. Koeien worden geschoren als ze op stal staan. Anders krijgen ze het te warm.

Slide 22 - Diapositive

Kippen
Kippen houden niet zo van kou. Hun lellen kunnen zelfs bevriezen! Daarom moeten ze zich kunnen verschuilen in een lekker warm hok met stro.

Slide 23 - Diapositive

Egels en eekhoorns
Egels houden een winterslaap. In de herfst eten ze zich helemaal vol en zoeken dan een warm plekje. Ze kruipen graag onder hopen bladeren. Mensen met een tuin kunnen daarom hopen bladeren beter laten liggen. 

Eekhoorns houden geen winterslaap, maar een winterrust. Van tevoren slaan ze een hoop voedsel op en verstoppen het. Zo kunnen ze in de winter rustiger aandoen en veel in een warm holletje zitten. 

Slide 24 - Diapositive