Week 4 3 VWO

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Programm

Rückblick

Lernziele

Rosa Heft 2!

• Themen
  
• Abschluss
  

Die 8 W-Fragen

• wwwwwwww?

Aufgaben

Rückblick

• Was habt ihr letztes Mal gelernt?

Lernziele 9. Klasse Gymnasium

Ik weet wat de komende periode van mij wordt verwacht

Ik leer (nieuwe) woorden rondom het thema van Rosa Heft 2

Ik herhaal een aantal belangrijke werkwoorden

Rosa Heft 2

Bekommt ihr gerade von mir

Wir lesen zusammen die Seite 3 und 5

• TEA-3 = mündliche Prüfung (eine Präsentation)
  
• Rosa Heft zwei bereitet dich auch vor auf TaalPlaza
  

Rosa Heft 2

8 W-Fragen zum Thema Urlaub

Warum?

Wohin?

in Welchem?

Wann?

mit Wem?

Wie?

Wo?

Was?

Wenn du alle Fragen mündlich beantwortest: 

• eine Präsentation
  

Warum fährt man in Urlaub? (min. 5 Gründe)

Verben 

Als je iets gaat doen, dan gebruik je meestal niet het werkwoord ''gehen''. Waarom niet? Wat gebruik je dan wel?

• je gebruikt ''gehen'' eigenlijk alleen als er ook daadwerkelijk lopend gegaan wordt.
  
• je gebruikt als je iets gaat doen in het Duits vaak het werkwoord ''werden''
  

Verben 

werkwoord WERDEN heeft meestal de betekenis:

• zullen 
  
• worden
  

Maar ook als je iets gaat doen gebruik je vaak werden:

Ik ga de hele avond televisie kijken

• Ich werde den ganzen Abend fernsehen
  

Aufgaben ab Seite 6

Aufgabe 2

• Verb werden

Aufgabe 3

• du beantwortest die Frage WOHIN?

Aufgabe 4A

• nach, in oder zu?
  

Aufgabe 5

• schriftlich vorbereiten

Programm

Rückblick

Lernziele

Rosa Heft 2!

• stilstand of beweging?
• Grammatik

Aufgaben ab Seite 11

Aufgabe 7, Aufgabe 8 und Aufgabe 9

Rückblick

• Was habt ihr letztes Mal gelernt?

Lernziele 9. Klasse Gymnasium

Ik herhaal een aantal belangrijke werkwoorden en check of ik de toepassing begrijp

Ik oefen met voorzetsels met een vaste naamval

Aufgabencheck ab Seite 6

Aufgabe 2

• Verb werden

Aufgabe 3

• du beantwortest die Frage WOHIN?

Aufgabe 4A

• nach, in oder zu?
  

Aufgabe 5

• schriftlich vorbereiten

Siehst du den Unterschied?

Ich sitze auf deinem Stuhl

• Ich bin so Müde, ich setze mich auf deinen Stuhl!
  

Wie lange liegt sie schon auf dem Bett?

• Er legt sich auf das Bett
  

Du stehst vor meiner Mutter

• Warum stellst du dich vor meine Mutter?
  

Siehst du den Unterschied?

Ich sitze auf deinem Stuhl

• Ich bin so Müde, ich setze mich auf deinen Stuhl!
  

Wie lange liegt sie schon auf dem Bett?

• Er legt sich auf das Bett
  

Du stehst vor meiner Mutter

• Warum stellst du dich vor meine Mutter?
  

• is er al (bevinden)
  
• is/was er nog niet(bewegen)
  

Spick-o-thek auf Seite 47

Seite 47

Wann?

Am Freitag habt ihr Deutsch!

Vor einer Woche wart ihr noch in Quarantäne

In einer Woche habt ihr am Mittwoch Deutsch

In einer Viertelstunde seid ihr fertig

Als er met de voorzetsels een tijd bedoeld wordt, dan kies je altijd de rij van de 3e naamval 

Wechselpräpositionen

Mijn auto met 4 wielen -> rijd ik vanmiddag mee naar huis

Mijn auto met 3 wielen -> blijf ik hier en ga ik nergens naartoe

bewegen = 4e naamval

stilstaan  = 3e naamval

Aufgaben ab Seite 11

Aufgabe 7

Aufgabe 8 (sommige opdrachten zijn alleen uitleg)

Aufgabe 9