Dag 3

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

gewoon

• normaal
• zin: Schoenen uitdoen in huis, is voor veel mensen heel gewoon.

14

graag

• goed, fijn
• zin: Wilt u koffie? Ja graag!
• zin: Hij gaat graag naar school.

15

hard

• hard <---> zacht
• zin: Wat staat het geluid van de televisie hard!
• hard <---> zacht
• zin: Een muur is hard.
• hard  <---> langzaam
• zin: De auto rijdt heel hard, 100 km per uur!
• veel, erg 
• zin: Het regent heel hard!

16

het hart

• het deel van je lichaam links achter je borst, waar het bloed doorheen beweegt
• het hart -  de harten
• zin: Mijn hart klopt heel snel als ik hem zie!

17

kiezen

• beslissen wat je wilt, als je verschillende dingen kunt doen.
• werkwoord
• ik kies - wij kiezen
• zin: Wil je pasta of aardappels eten? Jij mag kiezen! 

18

lachen

• geluid dat je maakt als je blij bent of iets leuk vindt 
• werkwoord
• ik lach - wij lachen
• zin: Wij lachen om Mister Bean want hij is grappig.

19

lukken

• je probeert iets en het gaat goed
• lukken <---> mislukken
• zin: Ik probeerde je te bellen, maar het is niet gelukt. 

20