Herhaling grammatica Unit 2

Gebruik Grammar:
1 vmbo-bk : klokkijken blz. 148
1 vmbo - gth: the time blz. 138

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Gebruik Grammar:
1 vmbo-bk : klokkijken blz. 148
1 vmbo - gth: the time blz. 138

Slide 1 - Diapositive

UNIT 2

REVIEW


Slide 2 - Diapositive

Doelen
Vandaag herhalen we alles wat je moet weten voor de toets! We oefenen met:
  • words
  • phrases 
  • grammar

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Hoe zeggen ze 'over' in het Engels?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe zeggen ze 'voor' in het Engels?

Slide 6 - Question ouverte


A
Two o'clock
B
Two hour
C
A two o'clock
D
Two'oclock

Slide 7 - Quiz

What time is it?

A
Ten past half nine
B
Twenty past nine
C
Forty past nine
D
Twenty to nine

Slide 8 - Quiz

Hoe laat is het?
12:08
A
It's eight past twelve
B
It's aight past twelve
C
It's eight to twelve
D
It's aight to twelve

Slide 9 - Quiz

Hoe laat is het?
8:15
A
It's a quarter to eight.
B
It's a quarter past eight.
C
It's quarter to eight.
D
It's quarter past eight.

Slide 10 - Quiz

Hoe laat is het?
19:17
A
It's seventeen past seven
B
It's seventeen to seven
C
It's thirteen to half eight.
D
It's thirteen past half eight.

Slide 11 - Quiz

Hoe laat is het?
14:30
A
It's half past three
B
It's thirty-two
C
It's half past two
D
It's three thirty

Slide 12 - Quiz


A
It's ten past half nine
B
It's twenty past nine
C
It's forty past eight
D
It's twenty to nine

Slide 13 - Quiz

Type het netjes uit (It's ervoor en cijfers als getallen uittypen)
Het is negen uur.

Slide 14 - Question ouverte


What time is it?
A
Half nine
B
Half to ten
C
Half ten
D
Half past nine

Slide 15 - Quiz

Hoe laat is het?
Het is kwart voor vier.

Slide 16 - Question ouverte


What time is it?
A
six o'clock
B
six clock
C
six hour
D
six hours

Slide 17 - Quiz

Hoe laat is het?
7:10

Slide 18 - Question ouverte

Hoe laat is het?
4:20
A
Ten to half four
B
Twenty past four
C
Forty to four
D
Twenty to four

Slide 19 - Quiz

Gebruik Grammar:

1 vmbo-bk: Rangtelwoorden en Dagen en maanden blz. 147
1 vmbo - gth: first, second, third en Days, months and dates  blz. 137

Slide 20 - Diapositive

Hoe laat is het?
10:35

Slide 21 - Question ouverte

What is the day after Wednesday?
A
Tuesday
B
Thursday
C
Friday
D
Monday

Slide 22 - Quiz

Welke dag komt na het weekend?
A
Monday
B
Tuesday
C
Sunday
D
Thursday

Slide 23 - Quiz

Yesterday was Monday, today is...
A
Thursday
B
Wednesday
C
Sunday
D
Tuesday

Slide 24 - Quiz

Maandag?
A
Monday
B
Tuesday
C
Friday
D
Saturday

Slide 25 - Quiz

donderdag
A
Monday
B
Tuesday
C
Wednesday
D
Thursday

Slide 26 - Quiz

1 januari
A
one January
B
oneth of January
C
the first of January
D
the one of January

Slide 27 - Quiz

20 februari
A
February the twentieth
B
the twenty of February
C
February the twenty

Slide 28 - Quiz

2 maart
A
March the twoth
B
March the second
C
March two
D
two March

Slide 29 - Quiz

5 mei
A
May five
B
the fiveth of May
C
five May
D
the fifth of May

Slide 30 - Quiz

31 december
A
the thirty-one of December
B
the thirtieth-one of December
C
December the thirty-first
D
December the thirty-one

Slide 31 - Quiz

10 oktober
Tekst
A
October ten
B
the ten of October
C
ten October
D
the tenth of October

Slide 32 - Quiz

Schrijf de datums voluit in het Engels:
vrijdag vier mei

Slide 33 - Question ouverte

Schrijf de datums voluit in het Engels:
dinsdag twintig augustus

Slide 34 - Question ouverte

Schrijf de datums voluit in het Engels:
donderdag 18 maart

Slide 35 - Question ouverte

Schrijf de datums voluit in het Engels:
woensdag twee juli

Slide 36 - Question ouverte

Schrijf de datums voluit in het Engels:
maandag drie september

Slide 37 - Question ouverte