2G ch2 semaine 2 blok DE 2025

Préparation
Log in op lessonup.app                                 
Code staat linksonder

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités 
-stylo
timer
2:00
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Préparation
Log in op lessonup.app                                 
Code staat linksonder

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités 
-stylo
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Me voilà
chapitre 2

Slide 3 - Diapositive

Buts de la semaine (2)
Ik ken de vormen van het bijv. naamwoord.
Ik kan de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.





Slide 4 - Diapositive

 D Grammaire et écrire 
Ouvre ton livre à la page 70


Slide 5 - Diapositive

Parler de sa famille
Elle est comment, ta soeur?
Elle est petite

Il est comment, ton frère?
Il est petit

Slide 6 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Diapositive

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites
Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfst. nmw of persoonlijk naamwoord

Slide 8 - Diapositive

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig naamwoord is: v >
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
Il est petit
Elle est petite
meervoud
Ils sont petits
Elles sont petites
Tu es petit (gaat over een jongen/,man)
Tu es petite (gaat over een vrouw/meisje)

Slide 9 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
Man. enk
man.
meerv
vrouw.
enk
vrouw.
meerv
regel. 
-
-s
-e
-es
klein
petit
petits
petite
petites
rood
rouge
rouges
rouge
rouges
grijs
gris
gris
grise
grises

Slide 10 - Diapositive

Onregelmatige bijvoeglijk naamwoorden
man. enk.
vrouw. enk.
man. mv.
vrouw. mv.
vertaling
bon
bonne
bons
bonnes
goed
beau
belle
beaux
belles
mooi
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
nieuw
vieux
vieille
vieux
vieilles
oud

Slide 11 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord 
-Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Zegt iets over zelfstandig naamwoord/pers. vnw

-De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Vaak achter het zelfstandig naamwoord of de betekenis verandert.
-Bijvoeglijke naamwoorden voor het zelfstandig naamwoord
De meest voorkomende 
- Oefenen!

Slide 12 - Diapositive

  Het bijvoeglijk naamwoord
UITZONDERING:
 -e (V)
Als het BN eindigt op -e, geen extra e
bv: une chose rouge
-s, -x (M) en MV
Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s 
bv: un livre français/ deux livres français
      un vieux sac/ des vieux sacs 

Slide 13 - Diapositive

een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een bijwoord
B
een zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord
C
een werkwoord
D
een lidwoord

Slide 14 - Quiz

Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 15 - Question de remorquage

Au travail

 Online M: blok D opdr. 16 

opdr. 17, 18b

Klaar? 
M: blok H opdr 23


A, A, A,R

M: geplande taken 
16 t/m 21b


Slide 16 - Diapositive

Hoe vervoeg je de bijvoeglijk naamwoorden:
Tekst
bijvoeglijk naamwoord + es
bijvoeglijk naamwoord + e
bijvoeglijk naamwoord + s
bijvoeglijk naamwoord + niks
mannelijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
Mannelijk enkelvoud

Slide 17 - Question de remorquage

La voiture est .........

A
grandes
B
grands
C
grande
D
grand

Slide 18 - Quiz

De bloem is groen
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert.
B
La fleur est verte.

Slide 19 - Quiz


Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
les chats sont gris
B
les chats sont grises

Slide 20 - Quiz

Het strand is klein
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est petit
B
La plage est petits
C
La plage est petite
D
La plage est petites

Slide 21 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures vertes.
B
Elle porte les chaussures vert.

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un jeans noire.
B
Il porte un jeans noir.
C
Il porte un jeans noirs.
D
Il porte un jeans noires.

Slide 23 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le grande lit
B
Le grand lit
C
Le lit grand
D
Le lit grande

Slide 24 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 25 - Quiz

Het bed is groot.
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 26 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La fleur est vert
B
La fleur est verte

Slide 27 - Quiz

De meisjes zijn klein
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles sont petit.
B
Les filles sont petite.
C
Les filles sont petits.
D
Les filles sont petites.

Slide 28 - Quiz

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord ?
A
beau
B
petit
C
manger
D
grand

Slide 29 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
C'est un appartement vieille.
B
C'est un appartement vieux.
C
C'est un vieil appartement
D
C'est un vieux appartement.

Slide 30 - Quiz

Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
La fille est ________ (petit)

Slide 31 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

C'est une matière _____________ ? [facile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Tu aimes mes chaussures (v mv) _____________ ? [vert]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Question ouverte

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _______ maison . [grand]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 34 - Question ouverte