Verwijswoorden - Alles + dat of wat

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

En dan nu alles door elkaar! 

Even kijken of je de uitleg van de afgelopen lessen begrepen hebt. In deze oefening gebruiken we alle verwijswoorden door elkaar. 

Ik heb ... dat boek al gegeven.

1. hen
2. hun
3. aan hen
4. aan hun

Je kunt ... ook vragen of ze op je feestje willen komen.

1. hen
2. hun

De leraar heeft ... gewaarschuwd de les niet langer te verstoren.

1. hen
2. hun

Waarom was dit "HEN"?

Is dat nou die jongen ......... je het steeds hebt?

1. waarover
2. over wie

Dat zijn de buren .............. ik tien jaar gewoond heb.

1. naast wie
2. waarnaast

Dit is de klas ........ elke leraar praat.

1. over wie
2. waarover

Dat is de ijsberg .......... de Titanic is gebotst.

1. tegen wie
2. waartegen

De vlag, ... uithing, wapperde in de wind.

1. dat
2. die

Hij spoelde de vork af, ... op de grond gevallen was

1. dat
2. die

Hij spoelde het vorkje af, ... op de grond gevallen was

1. die
2. dat

Dit artikel over voetbal vind ik wel interessant, maar ... over economie niet.

1. dit
2. dat
3. deze
4. die

Werkgevers mogen ... personeel niet zonder goede reden ontslaan

1. hen
2. deze
3. haar
4. hun

De politie zoekt een boef ... uit de gevangenis ontsnapt is.

1. deze
2. welke
3. die
4. dat

Wat is het verschil?

1. Mijn moeder heeft een jasje voor me gekocht, dat ik heel leuk

    vind.

2. Mijn moeder heeft een jasje voor me gekocht, wat ik heel leuk

    vind.