Irregular verbs

Irregular verbs
Practice irregular verbs. 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Irregular verbs
Practice irregular verbs. 

Slide 1 - Diapositive

past simple of
to flee
A
fleed
B
fled
C
flight

Slide 2 - Quiz

past simple of
to meet
A
met
B
meet
C
meeted

Slide 3 - Quiz

voltooid deelwoord van
To dig
A
digged
B
dog
C
dug

Slide 4 - Quiz

voltooid deelwoord van
To fall
A
fell
B
fallen
C
falt

Slide 5 - Quiz

Voltooid deelwoord van
to find
A
found
B
founded
C
finded

Slide 6 - Quiz

past simple van
to catch
A
catched
B
cought
C
caught

Slide 7 - Quiz

past simple van
to bet
A
bet
B
but
C
bit

Slide 8 - Quiz

Betekenis van
to lie

Slide 9 - Question ouverte

Betekenis van
to sell

Slide 10 - Question ouverte

Betekenis van
To lend

Slide 11 - Question ouverte

Betekenis van
to catch

Slide 12 - Question ouverte

Hele werkwoord van
Hele werkwoord van: weten
(vergeet niet 'to' voor het werkwoord te zetten)

Slide 13 - Question ouverte

Hele werkwoord van
Hele werkwoord van: (op)stijgen
(vergeet niet 'to' voor het werkwoord te zetten)

Slide 14 - Question ouverte

Hele werkwoord van
Hele werkwoord van: nemen
(vergeet niet 'to' voor het werkwoord te zetten)

Slide 15 - Question ouverte

hele ww
past simple
voltooid deelwoord
shake
shook
shaken

Slide 16 - Question de remorquage

hele ww
past simple
voltooid deelwoord
rang
rung
ring

Slide 17 - Question de remorquage

hele ww
past simple
voltooid deelwoord
written
write
wrote

Slide 18 - Question de remorquage

Vul de past simple in
To lose - ________ - lost - verliezen

Slide 19 - Question ouverte

Vul de past simple in
To pay - ________ - paid - betalen

Slide 20 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in
To come - came - ______- komen

Slide 21 - Question ouverte

Vul het voltooid deelwoord in
To sing- sang- ______- zingen

Slide 22 - Question ouverte

Vul het hele werkwoord in
To _____ - drew- drawn - tekenen

Slide 23 - Question ouverte

Vul het hele werkwoord in
To _____ - bit- bitten- bijten

Slide 24 - Question ouverte

Vul de vertaling in
To become- became- become- _______

Slide 25 - Question ouverte

Vul de vertaling in
To spend- spent- spent- _______

Slide 26 - Question ouverte