AH2 Bijwoordelijke bepaling

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is;
  • Ik kan bijwoordelijke bepalingen herkennen/benoemen in een zin. 

Slide 2 - Diapositive

Zinsdelen
Bekijk de volgende zin:
Ik loop. 

Dit is een complete zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een gezegde. 
Je kunt deze korte zin aanvullen met allerlei andere zinsdelen:
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.

Slide 3 - Diapositive

Een bijwoordelijke bepaling (bwb)

  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Het is vaak een zinsdeel dat 'overblijft'.
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waarom, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort.
Vaak geeft een bijwoordelijke bepaling antwoord op de vragen 'waar?' en 'wanneer?'

Slide 4 - Diapositive

Schrijf de bwb op.
Hij fietste naar het sportveld.

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf de bwb op.
Ik vertel het je volgende week.

Slide 6 - Question ouverte

Schrijf de bwb op.
Met zijn zakmes sneed hij het brood.

Slide 7 - Question ouverte

Schrijf de bwb op.
Ik ga naar de bioscoop.

Slide 8 - Question ouverte

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Vroeger / woonden / een man en een vrouw / arm maar gelukkig 

samen met hun twee kinderen / in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 9 - Diapositive

Niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag, zoals 'hoe' of 'waarmee'. 
Woorden zoals zeker, eens, ooit, absoluut, allicht, eigenlijk, natuurlijk, misschien, waarschijnlijk, niet en wel zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

Slide 10 - Diapositive

Ober, breng mij eens een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 11 - Quiz

Verander toch eens iets aan die haren van je !
aan die haren van je =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 14 - Quiz


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 15 - Quiz

Het verschil tussen zinsdelen benoemen en woordsoorten benoemen is dat je bij zinsontleden....

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 1 t/m 10

Niet: opdracht 8

Slide 18 - Diapositive