De inrichting van het bestuur en van een staat (land) en zijn onderdanen.
Klassieke grondrechten
Sociale grondrechten
Actief kiesrecht
Passief kiesrecht
Staatsinrichting
Slide 3 - Question de remorquage
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Staatsinrichting Nederland
Wat hoort waar?
Onafhankelijke rechters
Eerste & Tweede
Kamer
minister-president & ministers
Slide 4 - Question de remorquage
Welke zinnen over de aanslag in Sarajevo zijn waar?
Juiste antwoord
De aanslag was een indirecte oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
De aanslag was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
De aanslag was de directe oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
De aanslag was het gevolg van de Eerste Wereldoorlog
Slide 5 - Question de remorquage
Sleep de punaise naar het kaartje over de
Eerste Wereldoorlog.
Slide 6 - Question de remorquage
Werken met LessonUp
Aantekening voor het examen
Opdracht
Meer informatie
Bronnen
Je mag je device gebruiken
Je mag samenwerken
Je moet je oortjes gebruiken
Je werkt zelfstandig
Examenvraag
Je werkt in stilte
Slide 7 - Diapositive
Planning
Lesuur 1
Russische Revolutie
Lesuur 2
Stalinisme
Lesuur 3
Verwerken
Slide 8 - Diapositive
Leerdoelen: je leert...
de belangrijkste kenmerken in de Sovjet-Unie als voorbeeld van een extreemlinkse totalitaire staat herkennen en beschrijven.
Slide 9 - Diapositive
Interbellum: periode tussen twee oorlogen
WO2
WO1
Interbellum
Slide 10 - Diapositive
Lenin
Stalin
Aantekening voor het examen
Slide 11 - Diapositive
Russische Revolutie - I
In 1917 brak de Russische Revolutie uit => de tsaar moest plaatsmaken voor de communisten van Lenin.
Ideeën van het communisme:
Geen privébezit = alles is staatsbezit
Geen verschil arm-rijk = volledige gelijkheid
De economie wordt door de staat (= regering) gepland = planeconomie Eenpartijstaat = dictatuur
Aantekening voor het examen
Slide 12 - Diapositive
Russische Revolutie - II
In 1922 werd Rusland de Sovjet-Unie => Lenin stelde een geheime politie in om tegenstanders op te sporen (= terreur).
Aantekening voor het examen
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Vidéo
Stalin - I
In 1928 komt Jozef Stalin aan de macht:
Hij veranderde de SU in een totalitaire samenleving (= het leven en denken van de mensen staat onder invloed van de overheid).
Aantekening voor het examen
Slide 16 - Diapositive
Stalin - I
Kenmerken van de periode Stalin (= stalinisme):
Grote Terreur => nog meer politieke tegenstanders werden opgepakt, showprocessen, strafkampen in de Goelag.
Veel propaganda (persoonsverheerlijking)
Collectivisatie van de landbouw => boeren moeten op grote staatsboerderijen gaan werken.
Vijfjarenplannen (planeconomie) om snel te industrialiseren en te moderniseren.
Aantekening voor het examen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
Slide 19 - Diapositive
Zet in chronologische volgorde
De Europese landen mobiliseren hun legers
Ontstaan loopgravenoorlog
Belgische vluchtelingen naar Nederland
Russische revolutie
Duitsland geeft zich over
Slide 20 - Question de remorquage
In welk jaar overleed Lenin?
A
1930
B
1917
C
1924
D
1950
Slide 21 - Quiz
Welke maatregelen nam Stalin om zijn macht te behouden?
A
Stalin voerde democratische hervormingen door.
B
Stalin stond politieke oppositie toe.
C
Stalin gaf meer macht aan het volk.
D
Stalin voerde zuiveringen uit en onderdrukte politieke tegenstand.
Slide 22 - Quiz
Welke periode in de Sovjet-geschiedenis wordt gekenmerkt door het stalinisme?
A
1953-1980
B
1924-1953
C
1917-1924
D
1980-1991
Slide 23 - Quiz
Hierna: sleepvraag
Bekijk hieronder 2 printscreens. Sleep de begrippen naar de juiste plek:
Persoonsverheerlijking
Geheime politie
Stalinisme
Showprocessen
Censuur
Strafkampen
Terreur
Zuiveringen
Propaganda
Slide 24 - Question de remorquage
Sleep de begrippen van het Stalinisme naar de bron die je echt herkent in de bron:
showprocessen
zuiveringen
strafkampen
collectivisatie
planeconomie
Slide 25 - Question de remorquage
Stalin ontwikkelde de Sovjeteconomie met een ............................................. Alle boeren moesten samenwerken in een ........................ . Het doel van deze ................................ was een grotere landbouwproductie. Die was nodig doordat de stadsbevolking groeide door de .............................................. Het verzet van boeren leidde tot de dood van miljoenen onderdanen door ................... en .......................................... Onder Stalin werd de SU een totalitaire ................................... Hij liet miljoenen onderdanen deporteren naar .......................... Het ........................... was een variant van het communisme met extreme ....................................... en extreme ..................................................... van een politiek leider.
collectivisatie
goelags
dictatuur
hongersnood
industrialisatie
kolchoz
onderdrukking
persoonsverheerlijking
planeconomie
Stalinisme
terreur
Slide 26 - Question de remorquage
Maak de juiste combinaties door te slepen:
communisme
kapitalisme
socialisme
stalinisme
Economisch systeem waarin ondernemers streven naar het maken van winst.
Politiek systeem met extreme onderdrukking en verering van één leider.
Politiek-maatschappelijke stroming die streeft naar meer gelijkheid.
Revolutionaire stroming die privébezit van productiemiddelen wil afschaffen.