Schrijven 1m 9 januari

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

Spelling (meervoud)

Meervoud = meer dan 1

de docent -

de cursist -

de stoel -

het woord -

de zin -

de klas -

de man -

Meervoud = meer dan 1

de docent - de docenten

de cursist - de cursisten

de stoel - de stoelen

het woord - de woorden

de zin - de zinnen

de klas - de klassen

de man - de mannen

Veel woorden hebben in het meervoud -en

Let op!!:

Twee medeklinkers na: A, E, I, O, U.

Klassen, zinnen, lessen, bossen, kussen

AA, EE, OO, UU

Gevolgd door een medeklinker wordt in het meervoud:

a,e,o,u

De ramen - Het raam

De benen - het been

De broden - het brood

De muren - de muur

Meervoud is niet alleen -en...

Meervoud kan ook met -s op het eind.

Meervoud: -s

Na: -el, -em, -en, -er en -ie is het meervoud -s

De bezem - De bezems

De jongen - De jongens

telefoon

bord

raam

kam

1. kams
2. kam's
3. kammen
4. kamen

klok

1. kloks
2. klokken
3. kloken
4. klooken

deur

1. deurs
2. deur's
3. deurren
4. deuren

LET OP!

Volgende week 17 januari toets:

Wat moet je weten?

Hoofdstuk 6 schrijven in Nederland: meervoud

Werkwoorden: Hoofdstuk 1 + 2

Grammatica: zinsdelen

Aan de slag!

Aan het werk met: grammatica, schrijven in Nederland of werkwoorden.

Hoofdstuk klaar?

Laten nakijken en routeboek laten invullen.

Volgende lessen

Morgen: Uitleg over zinsdelen.

Volgende week woensdag: Uitleg werkwoorden en herhaling