Les 3+4

Wilkommen zur Deutschstunde
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Diapositive

Die Planung und die Lernziele der Woche 
1. Wiederholung
2. Lesen
3. Vraagwoorden
4. Eszett
5. Zahlen
  • Je kunt een korte tekst waarin mensen zich voorstellen begrijpen.
  • Je kunt de vraagwoorden wie, wer, was, warum, wo en woher gebruiken.
  • Je weet wat de Eszett is.
  • Je kunt tellen tot en met 100 in het Duits.

Slide 2 - Diapositive

Wörter
Schaue dir die Sätze gut an. Die fettgedruckten Wörter passen nicht in den Satz. Ersetze sie durch passende Wörter aus der Wörterliste A.

Slide 3 - Diapositive


Meine Oma ist sehr jung.
timer
0:30

Slide 4 - Question ouverte


Meine Frage ist Eckenbergstraße 37.
timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte


Meine beste Kamera heißt Anna.
timer
0:30

Slide 6 - Question ouverte

Vraagwoorden

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Fragewörter
Kenmerkend:

  • Vraagwoorden staan aan het begin van de zin.

  • Ze beginnen met  de letter W.

Slide 9 - Diapositive

Wie
Wat
Waar vandaan
Hoe
Waar
Waarom
wer
wo
wie
was
woher
Warum

Slide 10 - Question de remorquage

timer
1:00
.... heißt du?
..... ist deine Telefonnummer?
.... bleibst du nicht?
.... bist du?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Was

Wie

Wer

Slide 11 - Question de remorquage

Lesen
Tipp! - Niet alles is belangrijk
Het is niet erg als je in een Duitse tekst niet alle woorden kent. Concentreer je op wat je helpt de inhoud van de tekst te begrijpen. 

Dat zijn bijvoorbeeld de titel, de inleiding, de plaatjes en de eerste en de laatste zin.

Slide 12 - Diapositive

Aufgabe
Was? Aufgabe 5 im Arbeitsbuch
Wie? im Plenum
Wie lange? 15 Minuten
Fertig? Aufgabe 6+7
timer
15:00

Slide 13 - Diapositive

Antworten

Slide 14 - Diapositive

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 15 - Diapositive

Die Planung und die Lernziele der Woche 
1. Wiederholung
2. Lesen
3. Vraagwoorden
4. Eszett
5. Zahlen
  • Je kunt de vraagwoorden wie, wer, was, warum, wo en woher gebruiken.
  • Je weet hoe je de zinnen in het Duits opbouwt.
  • Je weet wat de Eszett is.
  • Je kunt tellen tot en met 100 in het Duits.

Slide 16 - Diapositive

Satzfolge

Algemene regel: 
Zinsvolgorde is hetzelfde als in het Nederlands

Slide 17 - Diapositive

Die Aufgabe
Was müsst du tun?
Vul aan/in
volgorde

Slide 18 - Diapositive

An die Arbeit!
Was? Aufgaben 6+7
Wie? Individuell
Wie lange? 10 Minuten
Fertig? Slim Stampen A+B
timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Wiederholung

Slide 20 - Diapositive

waarvandaan
A
Wohin
B
Woher
C
Wo
D
Warum

Slide 21 - Quiz

wie
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 22 - Quiz

hoe
A
Wer
B
Wie
C
Woher
D
Wohin

Slide 23 - Quiz

.......... ist das?
A
Wie
B
Wer
C
Wo
D
Woher

Slide 24 - Quiz

....... heißt du?
A
Wie
B
Wer
C
Wo
D
Woher

Slide 25 - Quiz

......... wohnst du?
A
Wie
B
Wer
C
Wo
D
Woher

Slide 26 - Quiz

Je herkent de vraagwoorden en weet wat ze betekenen.
A
B
C

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Vidéo

De ringel - S
De ß (spreek uit: ringel S) is een letter in het Duitse alfabet.
Je spreekt het uit als een S.
In het Duits: Eszett.

Mache: Maak de ringel-s 5x foutloos in jouw werkboek.


timer
1:30

Slide 29 - Diapositive

op papier
op de computer
Hoe maak je de ringel-s?

Slide 30 - Diapositive

Ergänze
De ß schrijf je als de hoofdletter ......

Slide 31 - Question ouverte

Hoe heet de "ß" in het Duits?

A
Eszett
B
Ringel S
C
Dubbel s
D
scharfes S

Slide 32 - Quiz

die Zahlen

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

0 =  null      6 = sechs    11 = elf                17 = siebzehn!
1   = eins!     7 = sieben  12 = zwölf         18 = achtzehn
2  = zwei     8 = acht      13 = dreizehn   19  = neunzehn
3  = drei      9 = neun     14 = vierzehn  20 = zwanzig
4  = vier      10 = zehn    15  = fünfzehn
5  = fünf                           16 = sechzehn!
Aussprache Zahlen 0 - 20

Slide 36 - Diapositive

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
acht
sieben
neun
zehn
elf
zwölf
dreizehn
vierzehn
fünfzehn
sechzehn
siebzehn
achtzehn
neunzehn
zwanzig

Slide 37 - Question de remorquage


Hoe schrijf je 1 in het Duits? 

Slide 38 - Question ouverte


Hoe schrijf je 5 in het Duits? 

Slide 39 - Question ouverte


Hoe schrijf je 12 in het Duits? 

Slide 40 - Question ouverte

Wie schreibst du 28 auf Deutsch?
A
achtundzwanzig
B
achtundzwinzig
C
aachtundzwantig

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Diapositive

Sleep de juiste getallen bij elkaar
dreißig
tausend
neunundvierzig
fünfundvierzig
dreiundsiebzig
achtundachzig
einundfünfzig
sechzig
30
1000
49
88
45
73
51
60

Slide 43 - Question de remorquage

Welche Zahl hörst du?
A
25
B
42
C
45
D
28

Slide 44 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
A
53
B
35
C
78
D
98

Slide 45 - Quiz

   Aussprache U und EI
U < OE
EI < AI

Slide 46 - Diapositive

De ¨ei¨ spreek je uit zoals in het woord.......
A
thais
B
ijs
C
klein
D
maaien

Slide 47 - Quiz

De ¨u¨ spreek je uit zoals in het woord.......
A
muur
B
moe
C
stoer
D
mus

Slide 48 - Quiz


Plauderecke

Slide 49 - Diapositive

Wat betekent ¨plaudern¨?

Slide 50 - Question ouverte

Slide 51 - Vidéo

Wie alt  bist du?
Guten Tag
Woher kommst du?
Wie heißt du?
Auf Wiedersehen!
Ich bin 13 Jahre alt.
Hallo!
Ich komme aus Holland.
Ich heiße.....
Tschüss

Slide 52 - Question de remorquage

Formatieve Toets
Op donderdag 24 september:
Wörterliste A + B (D-NL/NL-D)
Grammatik C (vraagwoorden + getallen 0 t/m 100)

Tipp! Gebruik Slim stampen of flashcards voor het leren.

Slide 53 - Diapositive

Hausaufgaben:
Mache die Aufgaben 7 - 13

Slide 54 - Diapositive