Lernliste Sprechen [1]
1 / 17
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
januari
februari
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
oktober
november
december
Januar
Februar
März
April
Mai
Juni
Juli
August
September
Oktober
November
Dezember
Slide 3 - Question de remorquage
er is, er zijn
A
es, er ist
B
es gibt
C
hij is,
Slide 4 - Quiz
nodig hebben
Slide 5 - Question ouverte
voetballen
Slide 6 - Question ouverte
Welke dag hoort er tussen? Sleep de juiste dag op het lijntje.
Montag
Freitag
Mittwoch
Donnerstag
Dienstag
Samstag
Sonntag
Mittwoch
Sonntag
Freitag
Samstag
Donnerstag
Montag
Dienstag
__________
__________
__________
__________
__________
__________
__________
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Sonntag
Samstag
Slide 7 - Question de remorquage
mooi
Slide 8 - Question ouverte
Welke vervoeging van zijn hoort bij welk pers. vnw. ?
ich
du
er
sie (ev)
es
wir
ihr
sie (mv)
Sie
bin
bist
ist
ist
ist
sind
seid
sind
sind
Slide 9 - Question de remorquage
Sleep de juiste vorm naar de juiste persoonsvorm:
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
macht
heißt
brenne
kommen
schwimmen
heißst
braucht
Slide 10 - Question de remorquage
tv kijken
A
fernschauen
B
TV sehen
C
fernsehen
D
TV schauen
Slide 11 - Quiz
Vertaal: (zou) graag willen
A
möchten
B
mögten
C
mögen
D
dürfen
Slide 12 - Quiz
heel erg
aardig
schön
groß
sehr
nett
mooi
groot
Slide 13 - Question de remorquage
Noem zoveel mogelijk familieleden in het Duits
Slide 14 - Question ouverte
de vakantie
A
das Ferien
B
die Ferien
C
die Ferein
Slide 15 - Quiz
Kan ik pinnen?
A
Kann ich pinnen
B
Kann ich mit Karte bezahlen
C
Kann ich bar bezahlen
D
Kann ich contant bezahlen
Slide 16 - Quiz
Ik ken de woorden uit de Lernliste Sprechen [1]
😒🙁😐🙂😃
