Herhaling spelling en grammatica H1 en H2 2 mavo

leesboek!!!
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

leesboek!!!

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
Spelling en grammatica H1 en H2


B2E

Slide 2 - Diapositive

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 3 - Quiz

De kleine jongen (worden) opgehaald. (tt)

Slide 4 - Question ouverte

Dansen, fietsen, bewegen
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Op, in, naast, voor, achter
Utrecht, Martijn, stoel, hond
Het staat vóór het zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijknaamwoord
Lidwoord

Slide 5 - Question de remorquage

De zorg voor je huisdieren moet je niet onderschatten
A
De zorg/voor je/huisdieren/moet je/niet/onderschatten.
B
De zorg voor je/huisdieren moet je/niet/onderschatten.
C
De zorg/voor je huisdieren/moet je/niet/onderschatten.
D
De zorg voor je huisdier/ moet/ je/ niet/ onderschatten.

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in:
Ik was in het winkelcentrum.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de stam van
"beloven"?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de stam van
"zingen"?

Slide 9 - Question ouverte

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.
A
vint
B
vindt
C
vind

Slide 10 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees. (tt)

Slide 11 - Question ouverte

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 12 - Quiz

De snoepjes

(kleven) aan mijn kiezen.(vt)
A
Kleefde
B
kleefdde
C
kleefden
D
kleeften

Slide 13 - Quiz

Twee enthousiaste gidsen
(laten) ons Kopenhagen zien. (vt)

A
laatte
B
lieten
C
laten
D
laatten

Slide 14 - Quiz

Jij (beloven) van alles. (tt)
A
beloof
B
beloovt
C
belooft
D
beloofd

Slide 15 - Quiz

Wat is de ik-vorm van
"geven"?

Slide 16 - Question ouverte

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 17 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
(Geven) jij de ketchup aan mij? (tt)

Slide 18 - Question ouverte

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 19 - Quiz

Kun je mij de boter even aangeven?

Wat is het zinsdeel "mij"?

A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Goed of fout?
Ook deze wijk steund oranje!
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'mijn scooter'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 23 - Quiz

Wat is geen zinsdeel?
A
Persoonsvorm (pv)
B
Onderwerp (ow)
C
Lijdend voorwerp (lv)
D
Zelfst. naamwoord (zn)

Slide 24 - Quiz

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Hebben jullie ook nog kabouters gezien?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 25 - Quiz

Stefan loopt elke avond hard. Zijn zus maakt liever een fietstocht. (maak er één zin van)

Slide 26 - Question ouverte

Heb jij weleens een pepermunt in een fles cola gedaan?
A
Wel samengesteld
B
Niet samengesteld

Slide 27 - Quiz

Klaar voor de toets?
Jullie kunnen het!

Slide 28 - Diapositive

Toets a.s. woensdag
•Hoofdstuk 1 grammatica: Zinnen in zinsdelen verdelen 
 •Hoofdstuk 2 grammatica: Woordsoorten 
•Hoofdstuk 1 spelling: Persoonsvorm tt en vt 
 •Hoofdstuk 2 spelling: Hoofdletters en leestekens 
•Hoofdstuk 1 en 2 : Samengestelde zin.

Slide 29 - Diapositive