Herhaling spelling en grammatica H1 en H2 2 mavo

Herhaling
Spelling en grammatica H1 en H2

Trimester 1
2 mavo
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling
Spelling en grammatica H1 en H2

Trimester 1
2 mavo

Slide 1 - Diapositive

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 2 - Quiz

De kleine jongen (worden) opgehaald.

Slide 3 - Question ouverte

Dansen, fietsen, bewegen
Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Op, in, naast, voor, achter
Utrecht, Martijn, stoel, hond
Het staat vóór het zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijknaamwoord
Lidwoord

Slide 4 - Question de remorquage

De zorg voor je huisdier moet je niet onderschatten.
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm in:
Ik was in het winkelcentrum.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de stam van
"beloven"?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de stam van
"zingen"?

Slide 8 - Question ouverte

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.
A
vint
B
vindt
C
vind

Slide 9 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees

Slide 10 - Question ouverte

Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
Wanneer gebruik je 't Kofschip-x?
A
Bij de tegenwoordige tijd
B
Bij alle persoonsvormen.
C
Bij de verleden tijd
D
Bij elk werkwoord

Slide 11 - Quiz

Jij (beloven) van alles.
A
beloof
B
beloovt
C
belooft
D
beloofd

Slide 12 - Quiz

Wat is de ik-vorm van
"geven"?

Slide 13 - Question ouverte

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 14 - Quiz

Schrijf de juiste vorm op:
(Geven) jij de ketchup aan mij?

Slide 15 - Question ouverte

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 16 - Quiz

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind. Verdeel de zin in zinsdelen.
Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 17 - Question ouverte

Kun je mij de boter even aangeven?

Wat is het zinsdeel "mij"?

A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin?

Hij vergeet zijn huiswerk te maken.

Slide 19 - Question ouverte

Goed of fout?
Ook deze wijk steund oranje!
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz

Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Benoem het zinsdeel: 'mijn scooter'
Hij heeft mijn scooter gerepareerd.
A
ond
B
pv
C
lv
D
mv

Slide 22 - Quiz

Wat is geen zinsdeel?
A
Persoonsvorm (pv)
B
Onderwerp (ow)
C
Lijdend voorwerp (lv)
D
Zelfst. naamwoord (zn)

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Hebben jullie ook nog kabouters gezien?
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 24 - Quiz

Wat is de volgorde van het ontleden van een zin?

Slide 25 - Question ouverte

Klaar voor de toets?
Jullie kunnen het!

Slide 26 - Diapositive