Les 7 Fossielen

5.7 Fossielen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

5.7 Fossielen

Slide 1 - Diapositive

Terugblik!

Slide 2 - Diapositive

Het genotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
in de eicel

Slide 3 - Quiz

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 5 - Quiz

46
Fenotype
nieuw genotype
        
         aantal chromosomen
            23 chromosomen
Zaadcel

Slide 6 - Question de remorquage

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ... (vul in) ... overlevingskans.
A
kleinere
B
grotere

Slide 7 - Quiz

Het tijdperk
Mesosoïcum begon
A
251 miljard jaar geleden
B
251 miljoen jaar geleden
C
65 miljard jaar geleden
D
65 miljoen jaar geleden

Slide 8 - Quiz

Het genotype van een rups wordt vergeleken met het genotype van de vlinder die uit de rups ontstaat.

1. De rups en de vlinder hebben hetzelfde genotype
2. De rups en de vlinder hebben hetzelfde fenotype


A
beide nietwaar
B
beide waar
C
1 nietwaar 2 waar
D
1 waar 2 nietwaar

Slide 9 - Quiz

Welke cel van een mens bevat 23 chromosomen? Wat is waar?

1 een eicel
2 een darmcel
3 een zaadcel
4 een zenuwcel


A
1 en 4
B
2 en 4
C
1 en 3
D
1, 3 en 4

Slide 10 - Quiz

Waarom gebruiken we biotechnologie?
A
Om betere productietechnieken te ontwikkelen
B
Om gewassen te verbeteren
C
Om m.b.v. organismen nieuwe stoffen te ontwikkelen

Slide 11 - Quiz

Hoe paste men dit eigenlijk al honderden jaren toe?
A
DNA technieken gebruiken.
B
Door kruising planten- en dierenveredeling.
C
Het maken van bier, wijn en brood.
D
Grote hoeveelheden medicijnen chemisch produceren .

Slide 12 - Quiz


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 13 - Quiz

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 14 - Quiz

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 15 - Quiz

wat zijn fossielen?
Zijn versteende overblijfselen van de harde delen van een organisme.
Deze harde delen zitten in diepe oude aardlagen.
Fossielen zijn levenloos (niet dood), er zijn geen resten van het oorspronkelijke organisme (zoals cellen, DNA, weefsels) terug te vinden, alles is steen geworden. Een uitzondering zijn de barnsteenfossielen (meestal insecten die in hars zijn gevangen en bewaard zijn gebleven), die zijn dood.

Slide 16 - Diapositive

Fossiel in barnsteen
Fossiel gevonden in ijslaag

Slide 17 - Diapositive

Fossilisatie
Het dode dier wordt bedolven door zand of klei. Als dit snel gebeurt krijgen bacteriën niet de kans om het lijk af te breken. Er komen meer lagen zand of klei over de eerste laag heen en na een lange tijd versteent de eerste laag door de druk van de andere lagen.  
Dood en bederf                 Snel bedolven                     Mineralisatie                Erosie/blootstelling

Slide 18 - Diapositive

Reconstructie
Uit de fossielen die gevonden worden (bijna nooit is het een heel dier) proberen ze een beeld te maken van hoe het dier eruit gezien zou hebben. 

Slide 19 - Diapositive

Gesteentelagen
Gesteentelagen zijn lagen zand/klei die over elkaar heen worden afgezet en verstenen. 
De oudste gesteentelagen liggen het diepst.
Fossielen komen in deze gesteentelagen voor. Hoe hoger (dichterbij de oppervlakte) ze liggen hoe jonger ze zijn. 
Soms vind je ze alleen in één gesteentelaag en daarna niet meer. Dit betekent dat dat dier is ontstaan (eerst was het er niet) en daarna verdwenen. Dit is een belangrijk argument voor de evolutietheorie. 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

    Aan het (huis)werk
Quayn 5.7 Fossielen




Slide 22 - Diapositive

Tijd voor een quizje??

Slide 23 - Diapositive

Hoe oud zijn de oudste fossielen?
A
Ong. 3 miljard jaar oud
B
Ong. 3,8 miljard jaar oud
C
Ong. 3 miljoen jaar oud
D
Ong. 30 miljard jaar geleden

Slide 24 - Quiz

Zijn alle soorten waarvan fossielen worden gevonden uitgestorven?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

De gevolgen van de inslag van de meteoriet.....
Wat is NIET waar
A
het werd donker
B
het werd warmer
C
er was veel stof en roet
D
er was weinig zonlicht

Slide 26 - Quiz

De eerste landplanten verschenen ongeveer 500 miljoen jaar geleden
A
Tijdperk Paleozoïcum
B
Tijdperk Perm
C
Periode Perm
D
Tijdperk Mesozoïcum

Slide 27 - Quiz

De eerste Insecten maakten hun bloeitijd 300 miljoen jaar geleden door.
Dat begon tijdens de periode.....
A
Perm
B
Devoon
C
Carboon
D
Paleozoïcum

Slide 28 - Quiz

Vul in:
1. Sauriërs leefden ........ jaar geleden op aarde.
2. Door .......... stierven ze uit.

A
1) 186 miljard 2) andere organismen
B
1) 186 miljard 2) een groot rotsblok
C
1) 186 miljoen 2) doordat er zoogdieren kwamen
D
1) 186 miljoen. 2) een meteoriet

Slide 29 - Quiz

wat zijn fossielen?
A
versteende overblijfselen van organismen
B
stukken steen

Slide 30 - Quiz

wat berekent reconstructie?
A
van stukjes een compleet dier maken
B
fossielen naast elkaar leggen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive