KT2: Taalverzorging: grammatica: wwg

WErkwerkw
Taalverzorging 
grammatica
Werkwoordelijk gezegde & lijdend voorwerp

klas 2 GL
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

WErkwerkw
Taalverzorging 
grammatica
Werkwoordelijk gezegde & lijdend voorwerp

klas 2 GL

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:
  • Je kunt na deze les het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp van een zin vinden.

Slide 2 - Diapositive

Wat is een werkwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Werkwoorden?
Zullen we morgen een cadeautje gaan kopen?

Slide 4 - Question ouverte

Persoonsvorm
- verandert als je de tijd van de zin verandert 
Ik fiets elke dag naar school. (- ik fietste gisteren)
- verandert als je de zin verandert van enkelvoud naar meervoud
Ik fiets elke dag naar school. (- Wij fietsen elke dag naar school)
- komt vooraan bij een vraag zin (dit lukt alleen niet altijd!)
Fiets ik elke dag naar school?  

Slide 5 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde

- alle werkwoorden uit de zin: 


Ik kon gisteren de opdrachten nagekeken hebben.


De persoonsvorm hoort daar automatisch bij!



Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld

Zonder twijfel heeft Bas de meeste records verbroken op de sportdag.


Pv =

Ow =

Andere werkwoorden (wwg) = 

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld

Zonder twijfel heeft Bas de meeste records verbroken op de sportdag.


pv = heeft

ow = Bas

wg = heeft verbroken

Slide 8 - Diapositive

Let op!
Soms bestaat een werkwoord uit twee delen:
Bijvoorbeeld:
Mijn oma belde mij op.
"opbellen" hoort bij elkaar.
wwg = belde op

Slide 9 - Diapositive

pv?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 10 - Quiz

ow?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 11 - Quiz

wg?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 12 - Quiz

wg?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.
A
nodigt
B
nodigt uit

Slide 13 - Quiz

wg?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 14 - Quiz

wg?
Tijdens het verhoor voelden de agenten de arrestant flink aan de tand

Slide 15 - Question ouverte

wg?
Mijn auto is weer stukgegaan.

Slide 16 - Question ouverte

wg?
Vanochtend is die mevrouw bij de bakker geweest.

Slide 17 - Question ouverte

wg?
In het huis wordt een keuken gebouwd.

Slide 18 - Question ouverte

wg?
Kim zou het boek gelezen hebben.

Slide 19 - Question ouverte

Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden
A
ja
B
bijna
C
nee

Slide 20 - Quiz

Ik vind dit aan het werkwoordelijk gezegde nog lastig:

Slide 21 - Question ouverte

Methodeboek (blz 28)
Taalverzorging - grammatica hoofdstuk 1

maken: 
opdracht 
1, 2 en 3 ( blz 28)

Slide 22 - Diapositive