VWO 5 - Het riviersysteem
1 / 31
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Het hoogteverschil tussen twee punten in de rivier.
Gebied tussen de winterdijk en zomerdijk dat een gedeelte van het jaar onderwater staat.
Gemiddelde hoogteverschil op een bepaald punt in de rivier. Ook wel 'helling'. In meters per kilometer.
Dwarsdammen, haaks op de oever van de rivier om de stroomsnelheid te vergroten en de rivier te verdiepen.
Hoeveelheid water die op een bepaald moment op een bepaald punt door de riviers stroomt.
Verdeling van de hoeveelheid water die door de rivier stroomt gedurende een bepaalde periode (een jaar).
Rivier die in vlak gebied bochten gaat maken door horizantale erosie en sedimentatie in de binnenbocht.
Verval
Meanderende rivier
Vlechtende rivier
Binnendijks gebied
Verhang
oever
langsdam
krib
uiterwaard
regiem
debiet
Slide 4 - Question de remorquage
Slide 5 - Diapositive
Verwerkingsopdracht 2 (p. 22)
Welk landschapselement is meestal de waterscheiding?
Welk landschapselement is meestal de waterscheiding?
Slide 6 - Question ouverte
Verwerkingsopdracht 1 (p. 22)
Geef in eigen woorden aan wat het verschil is tussen een stroomgebied en een stroomstelsel.
Geef in eigen woorden aan wat het verschil is tussen een stroomgebied en een stroomstelsel.
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
De Rijn stroomt door een lager gelegen gebied tussen twee hoger gelegen gebieden. Zet de begrippen op de juiste plek.
Horst
Slenk
Slide 10 - Question de remorquage
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Bedenk twee redenen waarom vlak naast de Maas het Julianakanaal is gegraven.
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
winterbed
binnendijks
buitendijks
zomerdijk
winterdijk
zomerbed
krib
uiterwaard
Slide 21 - Question de remorquage
Slide 22 - Diapositive
Verwerkingsopdracht 11 (p. 24)
Leg uit waarom in de uiterwaarden vaak aan veeteelt wordt gedaan, maar meestal niet aan akkerbouw.
Beschrijf in je antwoord een oorzaakgevolgrelatie.
Leg uit waarom in de uiterwaarden vaak aan veeteelt wordt gedaan, maar meestal niet aan akkerbouw.
Beschrijf in je antwoord een oorzaakgevolgrelatie.
Slide 23 - Question ouverte
Verwerkingsopdracht 13 (p. 24)
Leg de werking van kribben uit.
Leg de werking van kribben uit.
Slide 24 - Question ouverte
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
Verwerkingsopdracht 8 (p. 23):
Leg uit wat de werking is van stuwen en sluizen.
Leg uit wat de werking is van stuwen en sluizen.
