Les 3 KUA: theater en dans analyse

THEATER & DANS ANALYSE 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

THEATER & DANS ANALYSE 

Slide 1 - Diapositive

VANDAAG
Theater + Dans (deels zelfstandig werken?)


Slide 2 - Diapositive

Kunst analyseren: wat doe je dan?
Voor alle disciplines moet je iets kunnen zeggen over:
  • Voorstelling/inhoud: wat is er te zien/horen? Wat is het onderwerp/verhaal/thema/idee/concept?
  • Vormgeving: hoe wordt de voorstelling vormgegeven/afgebeeld door middel van beeld/ dans/spel/muziek/filmtechniek?
  • Materialen/technieken (bij beeldende kunst) of theatervormgeving (bij podiumkunsten): Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de voorstelling vormgegeven?

Voor alle disciplines moet je de begrippen kennen waarmee je deze onderwerpen kunt beschrijven. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke vormen van
theater ken je?

Slide 5 - Carte mentale

Theater: voorstelling / inhoud
Wat is er te zien en/of te horen? Wat voor soort theater wordt er uitgevoerd? Bijvoorbeeld: teksttoneel, fysiek theater, cabaret, poppenspel, musical, opera of locatietheater.


De inhoud van veel theaterstukken is het verhaal, gebaseerd op een (historische of eigentijdse) tekst. Romeo en Julia van Shakespeare kan worden uitgevoerd met de oorspronkelijke tekst, maar ook naar een eigentijdse, bewerkte tekst.



Slide 6 - Diapositive

THEATER INHOUD ANALYSE: DE 5 W'S 
  • Wie: de personages 
  • Wat: de plot, het conflict, de spanningsopbouw (inleiding, opbouw, climax).
  • Waar: de plaats, ruimte, locatie waar de handeling zich afspeelt.
  • Waarom: het motief, de beweegreden van de handeling (bv.: waarom wil Romeo niet verder leven zonder Julia, ook al betekent dat zijn dood?). 
  • Wanneer: tijd en tijdsverloop

PANTOMIME  >



Slide 7 - Diapositive

Wat hoort allemaal bij
theatervormgeving?

Slide 8 - Carte mentale

THEATER VORMGEVING ANALYSE:

1. SPEL (hoort WEL bij vormgeving!):

Lichaam
Stemgebruik
Mise-en-scène
Speelstijl

2. THEATERVORMGEVING
Licht
Decor
Kostuum 
Grime & haar
Tekst
Rekwisieten / attributen
Geluid / muziek


HANS TEEUWEN  >



Slide 9 - Diapositive

THEATERSPEL (1)

  • Lichaam: mimiek / gebaren en bewegingen / lichaamshouding / handelingen

  • Stemgebruik: volume / accent / klankkleur / intonatie / klemtoon / timing




    Slide 10 - Diapositive

    THEATERSPEL (2)

      • Mise-en-scène: de plaatsing, beweging en blikrichtingen van acteurs in het speelvak (vgl. choreografie).

      • Speelstijl: bv. slapstick, melodrama, realistisch, (panto)mime, absurdistisch, overacting, underacting



      Slide 11 - Diapositive

      Lichaam: mimiek / gebaren en bewegingen / lichaamshouding / handelingen

      Slide 12 - Diapositive

      Stemgebruik: dynamiek (volume) / accent / klankkleur / intonatie / klemtoon / timing

      Slide 13 - Diapositive

      Mise-en-scène: de plaatsing, beweging en blikrichtingen van acteurs in het speelvak (vgl. choreografie).

      Slide 14 - Diapositive

      Speelstijl: melodrama, realistisch, over- /underacting, slapstick.

      Welke speelstijl denk je te herkennen?

      Slide 15 - Diapositive

      Oefenvraag
      In Revue Nègre wordt een voor die tijd (1927) stereotiep beeld van ‘de zwarte Amerikaan’ (toen ‘neger’ genoemd) gegeven. Noem drie vormgevingsaspecten van dit stereotiepe beeld. Betrek zowel de video (theater/dans) als het affiche (beeldend) in je antwoord.

      Slide 16 - Diapositive

      Slide 17 - Vidéo

      Noem drie vormgevingsaspecten van dit stereotiepe beeld. Betrek zowel de video (theater) als het affiche (beeldend) in je antwoord.

      Slide 18 - Question ouverte

      Antwoorden
      Strekking antwoord, drie van de volgende:
      • Het bananenrokje (kostuum)
      • Het halfnaakt zijn (kostuum)
      • Wild dansen met de heupen (lichaam)
      • Het dragen van uitbundige sieraden in de vorm van forse kralenkettingen/armbanden/oorbellen (kostuum)
      • Fysieke kenmerken die uitvergroot worden, zoals de dikke rode lippen van de man op het affiche.

      Slide 19 - Diapositive

      Dans analyse

      Tijd
      Kracht (energie)
      Ruimte

      (in de volgende video worden ook actie en lichaam besproken)

      Slide 20 - Diapositive

      Slide 21 - Vidéo

      Slide 22 - Diapositive

      Slide 23 - Diapositive

      van het lichaam

      Slide 24 - Diapositive

      Slide 25 - Diapositive

      Oefenvraag

      Het onderwerp van Lamentation (1930) van Martha Graham is de Grote Depressie (een wereldwijde economische crisis van 1929-1939. Het personage in de dans is een personificatie van het verdriet zelf.
       

      Wat is de invloed van het kostuum op de bewegingen van de danser?

      Slide 26 - Diapositive


      Wat is de invloed van het kostuum op de bewegingen van de danser?

      Slide 27 - Question ouverte

      Antwoord
      Strekking antwoord:

      Het kostuum is een lange koker/buis gemaakt van paarse jersey. De bewegingsvrijheid van de danser wordt hierdoor beperkt. 
      Gevolg voor de dansvormgeving: minder variatie in hoogtelagen en richtingen (element ruimte), spanning is meer zichtbaar (in de stof) (element kracht)

      Slide 28 - Diapositive

      Beschouwingsaspecten dans
      1. Voorstelling
      verhalende dans/ absolute dans
      Inhoud (verhaal)/ betekenis (thema)/ effect op toeschouwers
      2. Ruimte: letterlijk de dansruimte/ danspatronen/ danscombinaties/ hoogtelagen
      3. Tijd: tempo/ ritme
      4. Kracht & techniek: vloeiend/ staccato/ schoeisel ( spitzen/ blote voeten/ sneakers/..)
      5. Expressie: dansbeweging/ lichaamshoudingen/mime, gebaren, gezichtsuitdrukking
      6. Theatervormgeving: 
      middelen die het toneelbeeld bepalen en die de zeggingskracht van de dans versterken.
                   - Aankleding: decor, licht, kleding, rekwisieten, grime)
                   - Muziek (en geluid): volgt de dans de muziek?






      Slide 29 - Diapositive

      Slide 30 - Diapositive

      Slide 31 - Vidéo

      Vraag:
      De dans hoort bij de film.
      - Bij welke gebeurtenis in de geschiedenis hoort deze dans nog meer? 
      - Waaraan kan je dat zien? 
      - Beschouw in je antwoord de aspecten tijd en expressie.

      Slide 32 - Diapositive

      Kijkopdracht

      Zo meteen zie je een deel van een dansstuk,
      Bekijk deze dans en maak een beschrijving (op een los blaadje) van een beschouwingsaspect.
      Duo’s: elk duo beschouwt een dansbeschouwingsaspect. keus uit:
      - Voorstelling
      - Ruimte
      - Tijd
      - Kracht en techniek
      - Expressie
      - Theatervormgeving



      Slide 33 - Diapositive

      Slide 34 - Vidéo