Herhaling meervouden & zwakke en sterke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 1

Herhaling meervouden & zwakke en sterke werkwoorden

Aan het einde van de les kunnen we:

• sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin 
•  meervouden spellen op -en en -s
• verkleinwoorden spellen

Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd

1. Waar
2. Niet waar

Sterke werkwoorden veranderen wèl van klank in de verleden tijd 

lopen - liepen

beginnen - begonnen

brengen - brachten

Het zwakke werkwoord

 verandert NIET van klank in de verleden tijd 

* fietsen -> fietsten

* rennen -> renden

* maken -> maakten 

Lopen is een

1. Zwak werkwoord
2. Sterk werkwoord

Rennen is een sterk werkwoord

1. Waar
2. Niet waar

Wanneer staat iets in het meervoud?

1. Als er -en of -s achter staat
2. Als er -je, -pje of -tje achter staat

Zo maak je meervoud

Je zet -en achter het woord: boek - boeken, product - producten

Soms moet je ook iets anders doen:

De laatste letter verdubbelen: zus - zussen, bed - bedden

Een a, e, o of u weghalen: schuur - schuren, bioscoop - bioscopen

Let op, soms moet je: 

- Een -f in een -v veranderen

Brief --> brieven; 

Duif --> duiven

- Een -s in een -z veranderen

Gans --> ganzen; 

Paleis --> paleizen

Zo vorm je een verkleinwoord

Je kan een woord kleiner maken door -je, -pje, -(e)tje.

Zo vorm je een verkleinwoord: 

hart - hartje

boom - boompje

vriendin - vriendinnetje

Let op!

Soms moet je bij zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ng de -g veranderen in -k. 

Bijvoorbeeld bij:

Koning -> koninkje

Ketting -> kettinkje

Opdracht

Wat	Maak het werkblad zelfstandig
Hoe	Je maakt het werkblad zelfstandig
Hulp	Steek je hand op bij vragen
Tijd	10 minuten
Klaar	Steek je hand op, dan krijg je een nakijkblad
Uitkomst	Je hebt alle onderdelen van de toets herhaald