2VE 04-12-2019

2VE
le 4 décembre 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2VE
le 4 décembre 

Slide 1 - Diapositive

Programme du jour
  • Enquête
  • Bekijken toetsstof
  • Tijd om in stilte te leren
  • Oefentoets voor SO maken
  • Tijd over: nakijken

Slide 2 - Diapositive

Enquête

0 = nooit
1 = zelden
2 = soms
3 = vaak
4 = altijd
Klaar?

Alvast bestuderen: bron C & G (Grammatica)

Slide 3 - Diapositive

Toets


Volgende week dinsdag 10 december!


Slide 4 - Diapositive

Leerstof 10 dec:
- Bron A (vocabulaire): pagina 85 WB
- Bron B (vocabulaire): pagina 85-86 WB
- Bron C (grammaire): pagina 26 TB 
- Bron D (phrases-clés): pagina 27 TB (ook al in bron A en B)
- Bron E (vocabulaire): pagina 86 WB
- Bron G (grammaire): pagina 29 TB
     - Werkwoorden: avoir/être/aller/faire in prés & pc (149-151 TB)

Slide 5 - Diapositive

Nu: in stilte leren
Alle grammatica voor de toets:
- Bron C (p. 26)
- Bron G (p. 29)
- Werkwoorden:
aller/avoir/être/faire in
présent en p.c. (p. 149-151)
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Oefenen
Stap 1: Oefentoets zonder boek: zoveel als je kunt invullen
Stap 2: Daarna oefentoets afmaken met boek erbij voor de dingen die je niet (meer) wist
Stap 3: Klaar? Kijk de oefentoets na (antwoordblad bij docent)
Stap 4: Ook daar mee klaar? Nakijken alle opdrachten in je werkboek t/m opdracht 25 (nakijkboekje bij docent)

Slide 7 - Diapositive

Bonne chance!

Slide 8 - Diapositive

Peux komt van het werkwoord pouvoir. Dit betekent kunnen, mogen.

Présent

Je peux                                 ik kan/mag

Tu peux                                 jij kunt/mag

Il/elle/on peut                   hij/zij/men kan/mag

Nous pouvons                  wij kunnen/mogen

Vous pouvez                     jullie kunnen/mogen - u kunt/mag

Ils/elles peuvent             zij kunnen/mogen

Slide 9 - Diapositive

Het werkwoord pouvoir in de passé composé

Passé composé

J'ai pu- ik heb gekund/gemogen

Tu as pu- jij hebt gekund/gemogen

Il/ elle/ on a pu- hij/zij/men heeft gekund/gemogen

Nous avons pu- wij hebben gekund/ gemogen

Vous avez pu- jullie hebben gekund - u heeft gekund/gemogen

Ils/ elles ont pu- zij hebben gekund/ gemogen

Slide 10 - Diapositive

Bron F
Le corps humain
Het menselijk lichaam

Slide 11 - Diapositive

Les cheveux - het haar

L'oeil - het oog

Le nez - de neus

La bouche - de mond

La tête - het hoofd

L'oreille - het oor

Le cou - de nek

Le coude - de elleboog

Le dos - de rug



Le bras - de arm

La main - de hand

Le doigt - de vinger

Le ventre - de buik

La jambe - het been

Le genou - de knie

Le pied - de voet

L'épaule - de schouder

Le poignet - de pols

timer
3:00
Leer zoveel mogelijk woorden uit je hoofd in drie minuten.

Slide 12 - Diapositive

Jeu "Le corps humain"
Knip alle plaatjes en woordjes uit.
Zoek eventueel de woorden op die je nog niet/niet meer kent.

Speel dan in tweetallen het spelletje "memory". 
Degene met de meeste setjes heeft gewonnen!

Slide 13 - Diapositive

Les devoirs
Faire: 
Bron F: exercices 22-23-24a
Bron G: exercice 25

Apprendre:
Bron G

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 1)
A
Le bras
B
La tête
C
Le pied
D
Les cheveux

Slide 16 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 11)
A
Le bras
B
La main
C
Le ventre
D
L'oreille

Slide 17 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 13)
A
La jambe
B
Le genou
C
Le pied
D
Le cou

Slide 18 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 3)
A
L'oeil
B
La bouche
C
Le nez
D
La tête

Slide 19 - Quiz

Wat is het Franse woord voor het lichaamsdeel? (nummer 8)
A
Le bras
B
La main
C
La jambe
D
Le doigt

Slide 20 - Quiz