H2 samenvattende les

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 1

H2

Oefenvragen voor de SE week

Maak ze individueel

Doe serieus mee want dit is de laatste test voor de Toets.

We lenen om verschillende redenen. Wat is geen leenmotief?

1. Lenen om een onverwachte tegenvaller op te vangen
2. Lenen om een nieuwe auto te kopen.
3. Lenen om een studie te betalen.
4. Lenen uit voorzorg.

Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.
Van welke twee leenmotieven is hier sprake?

1. tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
2. tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
3. onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
4. tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

Kruis de spaarmotieven aan.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor rente
3. Sparen voor inkomstendaling
4. Sparen uit voorzorg

Peter spaart voor een scooter. Hij zet al het geld dat hij kan missen op een spaarrekening bij de bank, zodat het geld sneller aangroeit.

Wat zijn de 2 spaarmotieven van Peter?

1. Sparen voor een doel & sparen uit voorzorg
2. Sparen uit voorzorg & sparen voor de rente
3. Sparen voor de hobby & sparen voor een doel
4. Sparen voor een doel & sparen voor de rente

Spaarmotieven

Wat is een kenmerk van een spaardeposito?

1. Je krijgt een vaste rente
2. Je rente is lager dan bij een spaarrekening
3. Je rente is variabel
4. Je rente is hoger dan bij een spaarrekening

Wat is een spaardeposito?

1. Een rekening waarop geld staat waar je altijd bij kan als je het nodig hebt.
2. Een rekening waarop het geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vaste rente.
3. Dit is een ander woord voor variabele rente.
4. Dit is een ander woord voor vaste rente.

Samengestelde rente levert meer op dan enkelvoudige rente.

1. juist
2. onjuist

€ 20.000 drie jaar sparen voor 2% enkelvoudige rente. Eindwaarde na 3 jaar?

1. € 20.000
2. € 20.400
3. € 21.200
4. € 22.000

Wat is géen leenmotief?

1. Tijdelijk geldtekort
2. Duurzaam consumptiegoed kopen
3. Huis kopen
4. Voor de rente

de aankoop van duurzame consumptiegoederen hoort bij de

1. dagelijkse uitgaven
2. incidentele uitgaven
3. vaste lasten

Voorbeelden van duurzame consumptiegoederen zijn:

1. wc papier, wc borstel en wc verfrisser
2. shampoo, haargel en een haarband
3. computer, laptop en tv
4. A, B en C zijn allen goed

Wat is beleggen?

1. investeren in een doel om geld te verdienen
2. met je geld obligaties kopen
3. met je geld aandelen kopen
4. Alle antwoorden (A/B/C) zijn goed

Wat is een vorm van beleggen?

1. Sparen op een spaarrekening
2. Kopen van aandelen
3. Kopen van exclusieve sneakers
4. Bitcoins

Bij beleggen in aandelen hoop je op...

1. Dividend
2. Obligaties
3. Rente
4. Koerswinst

Dividend

Aandeel

Naamloze vennootschap

Dat je mede-eigenaar bent van een naamloze vennootschap

Een deel van de winst die je als aandeelhouder krijgt. 

Een bedrijf waarvan iedereen mede-eigenaar kan worden door aandelen te kopen.

Kredietkosten zijn….

1. Het geld dat je leent
2. De rente die je betaald over de lening

Hoe bereken je de kredietkosten van een lening?

1. maandtermijn x looptijd
2. maandtermijn x looptijd - leenbedrag

Je leent € 2.000

Je lost af in 4 jaar.

Wat zijn de kredietkosten?

1. € 2.529,12
2. € 529,12
3. € 177,71
4. € 560,12

Verzekeringskosten berekenen:

Hoe is deze berekening opgebouwd?

 Sleep de woorden in de juiste volgorde 

--------------------------------- +

--------------------------------- +

Assurantie-

belasting 21%      €14,70

Totaal €70,00    

Poliskosten €7,50 

Premie €62,50  

Verzekeringskosten €84,70

De verzekeringskosten bestaan uit:

1. premie + poliskosten
2. premie + eigen risico + assurantiebelasting
3. premie + poliskosten + eigen risico
4. premie + poliskosten + assurantiebelasting

Indirecte belasting

Directe belasting

Inkomstenbelasting

BTW

Accijns

Loonbelasting

Directe belasting

Indirecte belasting

Kostprijsverhogende belastingen

Belasting op inkomsten, winst en vermogen

BTW berekenen

Prijs exclusief btw + btw = prijs inclusief btw

100%          +         21%        =      121%    

of

100%          +          9%       =     109%         

Verkoopprijs inclusief btw

Een jas kost inclusief btw € 19,00. Op een jas zit 21% btw. Bereken de prijs zonder btw.

• Prijs zonder btw = altijd 100%. 

Prijs inclusief btw

21% btw => Prijs exclusief btw x 1,21 = inclusief 21% btw

6% btw => Prijs exclusief btw x 1,06 = inclusief 6% btw

Heel veel succes!