Uitproberen 4H

Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Ag
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
H2
KI
1 / 19
suivant
Slide 1: Question de remorquage
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Ag
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
H2
KI

Slide 1 - Question de remorquage

Sleep de goed oplosbaar zouten naar de linkerkant en de slecht oplosbare zouten naar de rechterkant. Als het niet bij "goed" of "slecht" oplosbare zouten hoort, dan laat je het staan. Maak e.v.t. gebruik van Binas.
goed                                                                             slecht
natriumhydroxide
ammoniak
K2SO3
ijzer(II)chloride
natrium
chloor
HNO3
CaCO3
nitraat
H2O2
PbS
CH3COOH

Slide 2 - Question de remorquage

Welke stoffen zijn zouten ? 
sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.

NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O

Slide 3 - Question de remorquage

Geef de oplosvergelijking voor
Na2SO4

Slide 4 - Question ouverte

Welk slecht oplosbare zout ontstaat als oplossingen van calciumchloride en natriumfosfaat worden gemengd
A
calciumchloride
B
natriumchloride
C
calcumfosfaat
D
natriumfosfaat

Slide 5 - Quiz

Je wil bariumsulfaat maken. Welke twee goed oplosbare zouten heb je daarvoor nodig?

Slide 6 - Question ouverte


Welke hydratatie zie je hiernaast?
A
Hydratatie van een positief ion
B
Hydratatie van een negatief ion

Slide 7 - Quiz

Om het slecht oplosbare zout zinkhydroxide te maken kan ik oplossingen van de volgende zouten mengen en daarna filtreren
A
koperhydroxide en zinknitraat
B
natriumhydroxide en zinknitraat
C
bariumhydroxide en zinksulfaat
D
natriumhydroxide en zinkcarbonaat

Slide 8 - Quiz

Teken de hydratatie van het calcium-ion (met structuurformule water)

Slide 9 - Question ouverte

Methaan
Water
Silaan
Kookpunt: 100oC
 kookpunt:
-161oC
Sterkste vdWaals bindingen
Zwakste vdWaals bindingen
H-bruggen 
M =32 u
M = 18 u
M = 16 u
Kookpunt: -112oC

Slide 10 - Question de remorquage

  • Silaan heeft de sterkste vanderwaalsbindingen (grootste mol.massa). Wel een hoger kookpunt dan methaan maar lager dan water. Dit is niet te verklaren met vanderwaalsbindingen
  • De H-bruggen in water zorgt voor een hoger kookpunt dan Silaan
  • H-bruggen zijn sterker dan vanderwaalsbindingen.

H-bruggen en VDW bindingen

Slide 11 - Diapositive

Ethanol en water


Het zuurstofatoom (𝜹-) trekt harder aan het gezamenlijke elektronenpaar dat het waterstofatoom (𝜹+)

Deze ladingen trekken elkaar aan en vormen een sterke binding: H-brug

Een waterstofbrug (H-brug)

het H atoom van een −OH of −NH groep gebonden aan het O of N atoom van de −OH of −NH groep van een naburig molecuul.

Een waterstofbrug in oplossing

Slide 12 - Diapositive

Teken H-bruggen tussen ammoniak- en watermoleculen (structuurformule). Teken van elke stof 2 moleculen.

Slide 13 - Question ouverte

Zet de moleculen op volgorde van oplopend kookpunt. Zoek de kookpunten niet op, maar verklaar aan de hand van de structuurformule en betrokken bindingstypen.

CH4 (methaan), C2H6 (ethaan), CH3OH (methanol)
A
methaan, ethaan, methanol
B
ethaan, methaan, methanol
C
methanol, ethaan, methaan
D
methanol, methaan, ethaan

Slide 14 - Quiz

Uitleg quizvraag
  • Methanol kan als enige een H-brug vormen, vanwege de OH-groep. 
  • Ethaan heeft een hogere massa dan methaan, dus de vanderwaalsbinding in ethaan is sterker dan in methaan.
  • De H-brug is sterker dan de vanderwaalsbinding, dus methanol heeft het hoogste kookpunt.
  • Volgorde van laag naar hoog kookpunt: methaan, ethaan, methanol.

Slide 15 - Diapositive

Hydraten
  • Sommige zouten kunnen water opnemen in de kristalstructuur.
  • Er wordt dan een hydraat gevormd.
  • Een hydraat is nog steeds een vaste stof.
  • Bekende voorbeelden: gips, vochtvreters, koper(II)sulfaat.
  • Niet verwarren met hydratatie/gehydrateerd (ion omringd door watermoleculen).

Slide 16 - Diapositive

Welke toestandsaanduiding heeft een hydraat?
A
(aq)
B
(l)
C
(g)
D
(s)

Slide 17 - Quiz

Sleepvraag: Maak de reacties kloppend.
        Al (s) +        HBr (aq)  -->         AlBr3 (aq) +          H2 (g)
      NH4Br (s) -->        N2 (g) +          H2 (g) +           Br2 (l)
1
1
2
2
2
3
4
6

Slide 18 - Question de remorquage

Sublimeren
Mengen
Chemische reactie
Scheiden
Stollen

Slide 19 - Question de remorquage