HAVO 5 Thema 2 DNA B6

1 / 45
suivant
Slide 1: Vidéo
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

DNA polymerase
DNA ligase
replicatierichting
volgende streng
leidende streng

Slide 2 - Question de remorquage

Wat betekent "-ase" in DNA polymerase?
A
Dat het met DNA te maken heeft
B
Dat het bestaat uit polymeren
C
Dat het een enzym is
D
Dat het een gewoon eiwit is

Slide 3 - Quiz

Welke mutaties hebben veelal grotere gevolgen?
A
Mutaties in DNA van lichaamscellen
B
Chromosoommutaties in DNA van geslachtscellen
C
Mutaties in niet-coderend DNA
D
Puntmutaties in coderend DNA

Slide 4 - Quiz

Uit welke onderdelen bestaat een nucleotide? Sleep die naar het blauwe vlak
Nucleotide

Base
Basenpaar
Suikermolecuul
Fosfaatgroep
Chromosomen
DNA-polymerase

Slide 5 - Question de remorquage

7) Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 6 - Quiz

structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

Biotechnologie
Technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten voor de mens te maken. 
Bijvoorbeeld: Brood, Kaas, Yoghurt, Bier, Wijn, Zuurkool

Slide 9 - Diapositive

Biotechnologie:
Organismen:
  • Planten
  • Dieren
  • Schimmels
  • Bacteriën
Ontwikkeling van:
  • Nieuwe stoffen
  • Voeding
  • Medicijnen

Slide 10 - Diapositive

Klassieke biotechnologie
- Schimmels (gist) voor brood, bier en wijn.
- Bacteriën voor yoghurt, kaas, zuurkool
- Eerste antibiotica kwam van schimmels. 

Slide 11 - Diapositive

Genetische Modificatie
Erfelijke eigenschappen worden veranderd.
Op etiketten staat vaak de afkorting GM.
Bijv. Bacteriën die insuline maken voor mensen met diabetes omdat ze een menselijk gen krijgen. 
Een genetisch gemodificeerd organisme noem je een transgeen. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Argumenten voor:

  • producten kunnen goedkoper worden
  • hogere opbrengsten in de landbouw (minder honger)
  • milieuvriendelijkere gewassen
  • medicijnen tegen ziektes

Argumenten tegen:

  • mens heeft het recht niet om te knippen en plakken met genen van andere organisme
  • maken van nieuwe soorten gaat tegen natuur in
  • kan gevaarlijk zijn voor de natuur

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

DNA testen

  • misdaadbestrijding
  • fraude met vlees
  • erfelijkheidsonderzoek
  • vaderschapstesten
  • verwantschap tussen soorten

Slide 17 - Diapositive

HIV-VIRUS
HIV-virus

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Waarom gebruiken we biotechnologie?
A
Om betere productietechnieken te ontwikkelen
B
Om gewassen te verbeteren
C
Om m.b.v. organismen nieuwe stoffen te ontwikkelen

Slide 20 - Quiz

Hoe paste men dit eigenlijk al honderden jaren toe?
A
DNA technieken gebruiken.
B
Door kruising planten- en dierenveredeling.
C
Het maken van bier, wijn en brood.
D
Grote hoeveelheden medicijnen chemisch produceren .

Slide 21 - Quiz

Wat hoort NIET bij de grote risico's van biotechnologie?
A
Dat er schadelijke bacteriën vrijkomen
B
Door inbouwen genen => dieren misvormd
C
Gezondheidsproblemen bij gebruik GM voedsel
D
Dat het te duur wordt.

Slide 22 - Quiz

Je ziet hier een aantal begrippen die horen bij deze basisstof. Zet ze bij de juiste definitie.
Het veranderen van het genotypen van organismen door de mens.
Organisme waarbij het DNA is veranderd
Het DNA van het ene organisme kunstmatig inbouwen in een plasmide van een bacterie
een verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens
Transgeen
Biotechnologie
Recombinant-DNA-technieken
Genetische modificatie

Slide 23 - Question de remorquage

Mutant
Mutageen
Metastase
Gemuteerde cellen
Mutatie die te zien is in het fenotype
De bloodstelling aan bepaalde stralingen of chemische stoffen
Uitzaaiing cellen
Plotselingen verandering in het genotype

Slide 24 - Question de remorquage

Door mutaties ontstaat variaties in het genotype?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Vidéo

Virus
- DNA of RNA als erfelijk materiaal met daar omheen een eiwit-mantel
- Veel kleiner dan bacteriën: 0,1 um
- Vermeerderen via specifieke cellen door aan oppervlakte-eiwit te hechten en DNA/RNA naar binnen te laten
- DNA van DNA-virus direct in celkern, 
- Bij RNA-virus: 

Slide 27 - Diapositive

Virale infectie
Van DNA via RNA eiwit gevormd, samen met DNA of RNA nieuwe virussen cel uit: cel kapot
Evt via afsnoering uit cel, cel niet kapot, maar niet functioneel

Slide 28 - Diapositive

cDNA
- Verkregen door RNA dat codeert voor een eiwit dubbelstrengs te maken door DNA ertegenaan te maken
- Vervolgens DNA dubbelstrengs maken door tweede streng DNA ertegen te maken m.b.v. DNA polymerase ---> copyDNA

Dit cDNA inbrengen in een plasmide of in een virus

Slide 29 - Diapositive

Toepassingen genetische modificatie
Geneesmiddelen, vaccins, verbeterde wasmiddelen, houtpulp, resistente landbouwgewassen (bv. bestand tegen ziekten, kan tegen weinig water, bevat extra vitamines)

Slide 30 - Diapositive

Genetisch gemodificeerde rijst

Deze ggo-rijst heeft een hoger proVitamineA-gehalte en kan worden ingezet tegen het vitamine A-gebrek in Azië, een kwaal waar veel kinderen aan lijden. 

Per jaar worden wereldwijd 500.000 kinderen blind door een gebrek aan vitamine A en de helft van hen sterft binnen het jaar. 

De gouden rijst zou in 2013-2014 verwacht worden in de Filippijnen. 

Nadeel is dat er nog niet genoeg onderzoek is gedaan naar het effect op de omgeving, biodiversiteit en de overname van natuurlijke zaden door kunstmatige zaden.


Slide 31 - Diapositive

Maak de opgaven 32 t/m 35
Klaar? 
Oefen de flitskaarten en maak de Test Jezelf op de ELO

Slide 32 - Diapositive

Op de volgende pagina een uitgebreide uitleg over CRISPR-Cas9

Slide 33 - Diapositive

Het toevoegen van gist in brood om het luchtig te maken is:
A
klassieke biotechnologie
B
geen biotechnologie
C
recombinant-DNA-techniek
D
moderne biotechnologie

Slide 34 - Quiz

wat is transgeen?
A
klassieke biotechnologie
B
er is geen trans aanwezig
C
een genetisch gemodificeerd dier
D
genetische modificatie

Slide 35 - Quiz

Is bij de toepassing van biotechnologie altijd sprake van genetische modificatie?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Bij de productie van bier en zuurkool wordt biotechnologie toegepast
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

Het toevoegen van gist in brood om het luchtig te maken is een vorm van....
A
klassieke biotechnologie
B
gen expressie
C
recombinant-DNA-techniek
D
moderne biotechnologie

Slide 38 - Quiz


Wat wordt er gedaan bij recombinant-DNA-techniek?
A
Met behulp van bacteriën wordt van melk yoghurt gemaakt.
B
In het DNA van een organisme wordt nieuwe erfelijke informatie aangebracht.
C
Door het gebruik van gisten wordt brood, bier en wijn bereid.
D
Nieuwe klonen worden gemaakt van gunstige organismen.

Slide 39 - Quiz

Wat is de verzamelnaam van technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens?
A
DNA- recombinant techniek
B
Genetische modificatie
C
Biotechnologie
D
Klonen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Reverse transcriptase = 
enzym uit virus
cDNA bevat gewenste gen en  wordt geplaatst in plasmide of virus 

Slide 43 - Diapositive

HW
maak t/m 
opdracht 36
timer
5:00

Slide 44 - Diapositive

sleep de termen naar de juiste plaats in de afbeelding
DNA
eiwit
losse aminozuren
ribosoom
mRNA
codon

Slide 45 - Question de remorquage