Nederlands Woordenschat BEBO

Woordenschat
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat

Slide 1 - Diapositive

Lees- en luistertoets nagekeken

Kennisvragen slecht gemaakt. Je moet dit weten:
tekstdoelen
tekstsoorten
signaalwoorden / verbindingswoorden

Lees- en luisterexamen: 
14 december 08:30 uur
Uitnodiging in de mail: ID-oordopjes

Slide 2 - Diapositive

LESINHOUD EN LESDOELEN

Je weet hoe je de betekenis van een woord kan achterhalen en past dit toe
Je weet wat beeldspraak is en oefent daarmee
Je verhoogt je stijl- en spellingsvaardigheid
Je oefent de begrippen tekstsoorten en signaalwoorden met luistervaardigheid
Je maakt de quiz schooltaalwoorden

Slide 3 - Diapositive

Spelling
Op basis van gedicteerde rapporten.

Eisen van een mail:
- Vul het onderwerp in
- Zet er altijd een begeleidend schrijven bij

Slide 4 - Diapositive

Ik Noortje Theunissen beveiliger in dienst...
Wat is juist?
A
Ik, Noortje Theunissen, beveiliger in dienst
B
Ik Noortje Theunissen, beveiliger in dienst
C
Ik, Noortje Theunissen beveiliger in dienst

Slide 5 - Quiz

De afdeling zorg en welzijn gevestigd aan de emmalaan te den burg..
Hoofdletters?
A
Zorg en welzijn Emmalaan den burg
B
zorg en welzijn emmalaan Den Burg
C
zorg en welzijn emmalaan den burg
D
Zorg en welzijn Emmalaan Den Burg

Slide 6 - Quiz

directeur.....
A
De Boer
B
de Boer

Slide 7 - Quiz

Hoofdletters
Specifieke namen (personen-plaatsen-talen-bevolkingsgroepen-bedrijven)
Géén hoofdletter:
geloven - maanden
Staat er een voorletter of voornaam voor? Tussenvoegsel klein
Zo niet, dan tussenvoegsel groot.
meneer Van Dijk     J. van Dijk

Slide 8 - Diapositive

Waar is het hoofdlettergebruik juist toegepast?
A
Meneer Van Balen is in april jarig.
B
Meneer van Balen is in April jarig.
C
Meneer Van Balen is in April jarig.

Slide 9 - Quiz

De meldkamer ..... mij dat daar een bedreiging plaatsvond
A
melde
B
meldde

Slide 10 - Quiz

Tussen ...... mannen
A
beiden
B
beide

Slide 11 - Quiz

Regel: beide-sommige-enige
Staat er een de/het-woord achter?
Dan geen -n.
Staat er geen de/het-woord achter?
Dan wel een -n

De andere studenten gaan niet.
Sommigen gaan wel.

Slide 12 - Diapositive

Ik kwam....
A
ter plaatsen
B
ter plaatse

Slide 13 - Quiz

....studenten gaan naar het feest.
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 14 - Quiz

De meldkamer meldde dat daar een bedreiging.....
A
plaats vond
B
plaatsvond

Slide 15 - Quiz

Samengestelde werkwoorden
Werkwoorden die uit meerdere woorden bestaan.
Regel=Basiswoord aan elkaar dan ook vervoegingen
loslaten - losliet
zorgdragen - zorggedragen
wegschoppen - weggeschopt
gebruikmaken - gebruikgemaakt

Slide 16 - Diapositive

Hij is met geweld......
(binnenkomen)
A
binnengekomen
B
binnen gekomen

Slide 17 - Quiz

Nadat ik het lemet met mijn rechter voet weg schopte.
Hoeveel fouten?
A
0
B
1
C
2

Slide 18 - Quiz

Regel
rechtervoet - linkeroog - rechterbroekzak - linkerarm

Zit het altijd aan dezelfde kant? Dan aan elkaar schrijven.

linker camera

Slide 19 - Diapositive

De...... was uitgegaan.
A
linkerschoen
B
linker schoen

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
surveillance
B
surveince
C
surveilance
D
surseance

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
portofoon
B
portophone
C
portefoon

Slide 22 - Quiz

Woordenschat
Je volgt een opleiding waarbij je taalniveau 2F moet behalen.

 Niveau 2F is het minimale niveau waaraan elke Nederlander zou moeten voldoen. 

Waarom is een brede woordenschat belangrijk voor jouw beroep?
                = de 
         verzameling
woorden die jij hebt

Slide 23 - Diapositive

Wat is taalniveau 2F?
De overheid streeft ernaar alle teksten op niveau 2F te schrijven.
Een 2F-tekst bevat:
duidelijke titel en tussenkoppen;
actieve schrijfstijl (u schrijft zich in ipv u moet zich hiervoor inschrijven) met voorbeelden;
eenvoudige woorden die iedereen kent;
korte en duidelijke zinnen.

Slide 24 - Diapositive

Wat doe je als je een woord niet begrijpt?
  • Qua tekst: herlees - lees vooruit - lees langzamer

  • Qua woord: in het woord zelf - context - opzoeken

  • polemiek
  • Er werd een felle politieke polemiek gevoerd bij DWDD.
  • "Hij is non-coöperatief."

Slide 25 - Diapositive

Woordenschat: beeldspraak

Slide 26 - Diapositive

Zo glad als een aal
Zo dom als een ezel
Zo ziek als een hond
Zo rood als een kreeft
Zo mak als een lammetje
Zo trots als een pauw
Zo langzaam als een slak
Zo gezond als een vis

Slide 27 - Diapositive

Woordenschat: beeldspraak
Waarom moet
je dit weten?

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag!
 herlees - lees vooruit - lees langzamer
in het woord zelf - context - opzoeken
Maken: opdr. 3 (blz. 36 e.v.), docent kijkt na
Kijk of je alles afhebt van het taaldossier: CumLaude
Gedaan?
Nakijken spreekwoorden/gezegdes: invuloefeningen (bureau)
StarttaalCompactOnline 2F - Taalverzorging - Stijlkwesties

Slide 29 - Diapositive

Taaldossier: afgetekend

Slide 30 - Diapositive

StarttaalCompactOnline2F-Taalverzorging-stijlkwesties

Slide 31 - Diapositive

Stijlkwesties (1)
ALS - DAN
Gelijk - Ongelijk
Ik ben even groot als jij. - Ik ben groter dan jij.
Bij het woordje 'zo' schrijf je ook ALS:
Ik eet twee keer zoveel als jij.
TIP! Maak de zin langer, zodat je weet welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken: Hij is groter dan ik (ben).


Slide 32 - Diapositive

Stijlkwesties (2)
Die/Dat-Dit/Deze
DE-woorden: die/deze
HET-woorden: dat/dit
Dat/Wat
Dat: bij duidelijke het-woorden
Wat: vaag (Alles wat ik wil.)-situatie (Mijn zus trouwt, wat ik leuk vind.) - overtreffende trap (Het leukste wat ik ooit heb gedaan.)

Slide 33 - Diapositive

Stijlkwesties (3)
Jou-Jou(w)-Mij-Mij(n)
Kijk wat erachter staat. Staat er een de- of het-woord achter? Dan een extra letter.
Mijn opa is al heel oud.
Die opa van mij is heel oud.
Mag ik een handtekening van jou?
Mag ik jouw handtekening?

Slide 34 - Diapositive

Stijlkwesties (4)
Zij
Gebruik je als het het onderwerp is (Zij hebben dat niet gedaan.)
Hun
Gebruik je bij bezit (hun tafel)
of
Gebruik je als je er in je hoofd een voorzetsel voor kunt zetten (Ik heb dat (aan) hun gevraagd.)

Slide 35 - Diapositive

Leesvaardigheid 
Ter voorbereiding op het lees- en luisterexamen
Opdr.2, blz. 91, modellen

Slide 36 - Diapositive

Antwoorden

Slide 37 - Diapositive

Luistervaardigheid
Ter voorbereiding op het lees- en luisterexamen
Opdr. 4a-b, blz. 65 e.v. klassikaal
Opdr. 3a-b (+ Wat is het tekstdoel?), blz. 64 klassikaal

Opdr. 6a t/m c blz. 68 e.v. individueel

Opdr. 7a t/m g, blz. 70 e.v. klassikaal

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Woordenschat: waarom?
Een grote woordenschat is heel belangrijk, want het helpt je om goed te kunnen lezen.

 Daarom ga je een spel spelen waarbij je jouw woordenschat test en uitbreidt. Het spel gaat over schooltaalwoorden, dat zijn woorden die je zou moeten kennen om op school goed te functioneren. 

Slide 40 - Diapositive

Schooltaalwoordenlijst?!?
Opdracht Gemeente Amsterdam: Basislijst Schooltaalwoorden 1600 algemene schooltaalwoorden en vakwoorden
 Kennis van deze woorden is voorwaardelijk voor tekstbegrip op het vmbo

Allemaal vmbo afgerond dus.....

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

En nu oefenen:
Ga naar: https://quizlet.com/_87l6x3?x=1jqt&i=27m2kv 
KOM STRAKS WEER TERUG NAAR DEZE LESSONUP
1) Scroll naar beneden en klik op Leren. Nu oefen je de schooltaalwoorden.
2) Wil je direct testen of je de schooltaalwoorden kent? Klik dan op: Schrijven of Speller of  Zwaartekracht.
Oefen 15 minuten. Maak een foto van jouw resultaten en mail deze: tdegoede@rockopnh.nl. 
Voorbeeld van zo'n soort foto? Zie volgende sheet. 

Slide 43 - Diapositive

Voorbeeld resultaten

Slide 44 - Diapositive

quizlet.live
Test je schooltaalwoordenkennis.

Slide 45 - Diapositive