Test jezelf 2.2 en 2.4

Test Jezelf 2.2 en 2.4






Succes met leren voor de jaartoets :)
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Test Jezelf 2.2 en 2.4






Succes met leren voor de jaartoets :)

Slide 1 - Diapositive

Welke overeenkomst is er tussen een planeconomie en een totalitaire staat?

Leg je antwoord uit.

Slide 2 - Question ouverte

Wie is de opvolger van Lenin?
A
Hitler
B
Stalin
C
Gorbatsjov
D
Nicolaas II

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het begrip:

'totalitaire staat'

Slide 4 - Question ouverte

Welke begrip herken je in de bron?
Dit begrip herken je in de bron.
collectivisatie
nationaliseren 
strafkampen
showprocessen
planeconomie

Slide 5 - Question de remorquage

Collectivisering is:
A
Verzamelen van alle bruikbare grondstoffen
B
Verspreiden van het communisme over de wereld
C
Samenvoegen van boerderijen tot grotere eenheden
D
Staatsvijanden opsluiten in de Goelag

Slide 6 - Quiz

Stalin organiseerde showprocessen.

Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 7 - Quiz

In een totalitaire samenleving, zoals in de Sovjet-Unie, heeft de overheid alle macht.

De overheid kan terreur dus makkelijk tegengaan.
Daarom komt er in een totalitaire samenleving vrijwel nooit terreur voor.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 8 - Quiz

Rechts zie je een propaganda-afbeelding.

Wat moet dit schilderij laten zien volgens de regering van de Sovjet-Unie?

Slide 9 - Question ouverte

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

Economisch stelsel waarbij de regering bepaalt wat en hoeveel bedrijven moeten produceren.

Slide 10 - Question ouverte

Hieronder staan vijf begrippen:

1 aandelenbeurs , 2 collectivisatie , 3 planeconomie , 4 vraag en aanbod , 5 vrijemarkteconomie

Welke twee begrippen passen bij de ontwikkeling die in de bron is te herkennen?
Schrijf alléén de nummers op

Slide 11 - Question ouverte

Welke begrippen horen bij de bron?
A
censuur en totalitair
B
censuur en goelag
C
goelag en totalitair
D
communisme en censuur

Slide 12 - Quiz

Een uitspraak:
De Sovjet-Unie onder Stalin kende een totalitair systeem.

Welke van de volgende kenmerken (uit de bron) horen bij een totalitair systeem?

A
Uitspraken A,C,D,E,F horen bij een totalitair systeem.
B
Uitspraken A,D, F horen bij een totalitair systeem
C
Uitspraken A,C,D,F horen bij een totalitair systeem.
D
Alle uitspraken horen bij een totalitair systeem.

Slide 13 - Quiz

Welke overeenkomst is er tussen een planeconomie en een totalitaire staat?

Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Question ouverte

Leg het volgende begrip uit:

'Vrijemarkteconomie'

Slide 15 - Question ouverte

De foto laat het gevolg zien van een economische ontwikkeling in Duitsland.
Een belangrijke oorzaak van deze ontwikkeling was een bepaling uit het Verdrag van Versailles.

1: Welke economische ontwikkeling wordt bedoeld?
2: Noem daarna de bepaling uit het Verdrag van Versailles die deze
economische ontwikkeling heeft veroorzaakt.

Slide 16 - Question ouverte

Leg het volgende begrip uit:

'Beurskrach'

Slide 17 - Question ouverte

Leg het volgende begrip uit:

'New Deal'

Slide 18 - Question ouverte

Juist of onjuist.
Leg je antwoord alleen uit bij onjuist.

Na de inflatie van 1923 hadden de Amerikaanse overheid en Amerikaanse bedrijven veel Duits geld geleend. Duitse banken eisten dat geld terug na 1929 terug.

Slide 19 - Question ouverte

1
2
3
4
5
6
Beurskrach
Er trekken heel veel mensen naar de VS in de hoop op een beter leven.
Er breekt een grote wereldwijde economische crisis uit. 
Columbus wilt via het westen naar Indië zeilen en komt terecht in Midden-Amerika.
Het gaat financieel erg goed met de VS.
Mensen feesten er op los!
Boeren komen al in de economische problemen omdat zij blijven zitten met grote overschotten

Slide 20 - Question de remorquage

Lees de bron:

Noem het jaartal dat past bij de bron.

Slide 21 - Question ouverte

Lees de bron:

Noem het begrip dat past bij de bron.

Slide 22 - Question ouverte

Noem het begrip dat hoort bij de omschrijving:

'Een periode waarin het slecht gaat met de economie en waarin sprake is van grote werkloosheid.'

Slide 23 - Question ouverte

Welke president kwam met de New Deal?
A
Hoover
B
Reagan
C
Roosevelt
D
John F Kennedy

Slide 24 - Quiz

In 1929 ontstond er een economische wereldcrisis. Vooral Duitsland werd zwaar getroffen en miljoenen mensen verloren hun baan. De volgende gebeurtenissen in de VS speelden hierbij een rol:

1: Banken gingen failliet doordat leningen niet meer terugbetaald konden worden.
2: De aandelenkoersen daalden enorm.
3: Financiële hulp aan Duitsland werd stopgezet.

Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen die geleid hebben tot een hoge werkloosheid in Duitsland?
A
1 → 2 → 3 → hoge werkloosheid in Duitsland
B
1 → 3 → 2 → hoge werkloosheid in Duitsland
C
2 → 1 → 3 → hoge werkloosheid in Duitsland
D
2 → 3 → 1 → hoge werkloosheid in Duitsland

Slide 25 - Quiz

Noem tenminste 2 onderdelen van de New Deal.

Slide 26 - Question ouverte

Bekijk de bron. Waarvoor staan de elementen op de spotprent symbool? Maak de juiste combinaties
De man die water draagt
De pomp
Het water
Geld
De burgers
De New Deal

Slide 27 - Question de remorquage

Bekijk de bron.

Is de tekenaar een voorstander van de New Deal of niet?

Kies: Voorstander of tegenstander...........Leg je antwoord uit verwijs hierbij naar de bron!

Slide 28 - Question ouverte