3.4 voedselrelaties

Levende invloeden
Niet-levende invloeden
1 / 43
suivant
Slide 1: Question de remorquage
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Levende invloeden
Niet-levende invloeden

Slide 1 - Question de remorquage

Aanpassing aan een levende invloed
Aanpassing aan een niet-levende invloed
Dikke vacht
Dunne vacht
Snavel voor soort voedsel
Gifstoffen zodat de plant niet wordt opgegeten
Zwemvoeten 
Aanpassing aan weinig licht

Slide 2 - Question de remorquage

Wortel
Wortelstelsel
Wortelharen
Stengel
Vaten
Vaatbundels
zitten aan de uiteinden van de zijwortels
Buisjes in planten om water en voedingsstoffen te vervoeren
Het deel van de plant onder de grond
Alle wortels van een plant samen
Een groepje vaten
Deel van de plant tussen de wortels en de bladeren

Slide 3 - Question de remorquage

Bastvaten vervoeren....
A
van de wortel naar de bladeren
B
van de bladeren naar de wortel

Slide 4 - Quiz

Wat vervoeren de houtvaten?
A
water en mineralen
B
water en glucose
C
water en zuurstof
D
water

Slide 5 - Quiz

Wat is geen levende invloed?
A
Water
B
Schuilplaats onder bomen
C
Voedsel
D
Roofdieren

Slide 6 - Quiz

Woestijnplanten hebben een waslaagje op hun bladeren. Met welke levende invloed heeft dit te maken?
A
Water
B
Licht
C
Temperatuur
D
Wind

Slide 7 - Quiz

Hoe zijn dieren op de Noordpool
niet aangepast op de kou?
A
Grote oren
B
Dikke vacht
C
Dikke vetlaag
D
Korte poten

Slide 8 - Quiz

Een dier heeft plooikiezen en een lang verteringsstelsel. Wat voor soort eten is het?
A
Vleeseter
B
Planteneter
C
Alleseter

Slide 9 - Quiz

Welke snavel werkt goed bij het scheuren van vlees?
A
Haaksnavel
B
Pincetsnavel
C
Zeefsnavel
D
Kegelsnavel

Slide 10 - Quiz

Blaadjes
Stengeltje
Worteltje
Kiem
Zaadlobben

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Vidéo

Dit zijn cellen uit een blad, kunnen deze cellen aan fotosynthese doen?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Wat heb je nodig voor het proces fotosynthese?

Slide 14 - Question ouverte

Waar vindt fotosynthese plaats?

Slide 15 - Question ouverte

Wat wordt er gemaakt bij het proces fotosynthese?

Slide 16 - Question ouverte

Wanneer vindt fotosynthese plaats?

Slide 17 - Question ouverte

Wat wordt er gebruikt bij verbranding?

Slide 18 - Question ouverte

Wat wordt er gemaakt bij het proces verbranding?

Slide 19 - Question ouverte

Wanneer vindt verbranding plaats?

Slide 20 - Question ouverte

Waar vindt verbranding plaats?

Slide 21 - Question ouverte

Glucose
Zuurstof
Glucosedeeltje gaat stuk
Energie komt vrij
Water
Koolstofdioxide

Slide 22 - Question de remorquage

Voedselrelaties

Slide 23 - Diapositive

3.4 Leerdoelen
  • Hoe zit een ecosysteem in elkaar?
  • Hoe noteer je een voedselrelatie?
  • Waardoor verdwijnt er energie uit een voedselketen?

Slide 24 - Diapositive

3.4 Begrippenlijst
  • levensgemeenschap-ecosysteem-populatie-individu
  • voedselrelatie-voedselketen(schakel)-consument-producent-voedselweb-voedselpiramide van aantallen
  • voedselpiramide van biomassa-energieverlies

Slide 25 - Diapositive

niveaus van de ecologie
- Individu
- Populatie
- Levensgemeenschap
- Ecosysteem

Slide 26 - Diapositive

Kies de juiste volgorde van klein naar groot:
A
ecosysteem - individu - levensgemeenschap - populatie
B
Individu - levensgemeenschap - populatie - ecosysteem
C
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem
D
Ecosysteem - levensgemeenschap - populatie - individu

Slide 27 - Quiz

Een weiland is een ...
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 28 - Quiz

Op de afbeelding zie je:
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 29 - Quiz

Voedselketen en voedselweb

De volgende dia's gaan over voedselrelaties
In een gebied eten dieren andere dieren en planten, hier zit altijd een volgorde in. 
Je gaat hier nu meer over leren. 

Slide 30 - Diapositive

Voedselketen
organisme---(wordt gegeten door)---> ander organisme
Let op: De pijlen moeten de goede richting op!




Pijl betekent------> wordt gegeten door

Slide 31 - Diapositive

Waar begint de voedselketen mee?

Een voedselketen begint altijd met een plant!

Kan ook met algen beginnen, algen zijn planten!

Slide 32 - Diapositive

Een plant noemen we producent
Een dier die plant of dier opeet noemen we consument
Produceren betekent maken.
Plant maakt glucose.
Consumeren betekent opeten

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

voedselketen

Slide 35 - Diapositive

0

Slide 36 - Vidéo

Maak een voedselketen met de volgende organismen: mens, gras, koe

Slide 37 - Question ouverte

Voedselweb
Voedselweb= meerdere voedselketens in een gebied
De veldmuis wordt bijvoorbeeld gegeten door zowel de buizerd als de vos

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Op welk plaatje zie je een voedselketen?
A
B
C

Slide 40 - Quiz

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 41 - Quiz

Waarmee begint iedere voedselketen?
A
Producent
B
Consument

Slide 42 - Quiz

3.4 (Huis)werk
M 3.4 opdr. 1 tot en met 19

Slide 43 - Diapositive