Taal/spelling blok 4

Mijn ouders kijken elke avond naar het __________.
1 / 29
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Mijn ouders kijken elke avond naar het __________.

Slide 1 - Question ouverte

Voor straf moet je de __________ schoonmaken.

Slide 2 - Question ouverte

Ik sta op een __________.

Slide 3 - Question ouverte

Hang je __________ in het hete water.

Slide 4 - Question ouverte

Houd je handen aan het __________.

Slide 5 - Question ouverte

De inwoners __________ de koning met Koningsdag. (ontmoeten, vt)

Slide 6 - Question ouverte

Willem __________ de muis uit de klauwen van de kat. (redden, tt)

Slide 7 - Question ouverte

Joke __________ het kaarsje uit. (blazen, vt)

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het gezegde in de zin:
'Vera ziet aan weerszijden bomen.'

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het gezegde in de zin:
'Je moet dat standbeeld daar zien staan.'

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het gezegde in de zin:
'Ze probeert uit zijn gezichtsveld te verdwijnen.'

Slide 12 - Question ouverte

De ijsjes zijn bevroren.
De __________ ijsjes.

Slide 13 - Question ouverte

De eieren zijn verstopt.
De __________ eieren.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin:
'Het springende meisje brak haar been.'

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in de zin:
'Het gebroken glas brengt geluk.'

Slide 16 - Question ouverte

chemische stof

Slide 17 - Carte mentale

'Elke dag beschermen de gidsen het natuurreservaat.'
Wat is het lijdend voorwerp?
A
het experiment
B
de atoom
C
het molecuul
D
het laboratorium

Slide 18 - Quiz

Wat is 'de wetenschap'?
A
Iets wat in een laboratorium gebeurt.
B
Veel kennis over een onderwerp.
C
Wiskunde en natuurkunde
D
Alles wat in een boek staat.

Slide 19 - Quiz

Maak een zin met de woorden 'experiment' en 'laboratorium'.

Slide 20 - Question ouverte

Micheal heeft geschiedenis gestudeerd en weet hier alles over. Is Micheal een wetenschapper?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

wel woord hoort er bij deze zin:
'De juf bekijkt goed hoe de kinderen zich gedragen in de groep.'
A
onderzoeken
B
onthullen
C
uitvoeren
D
observeren

Slide 22 - Quiz

detailhandel

Slide 23 - Carte mentale

Wat hebben de woorden 'overschot' en 'tekort' met elkaar te maken?

Slide 24 - Question ouverte

Spullen verkopen aan het buitenland noem je 'exporteren'. Hoe noem je het als je spullen koopt in het buitenland en het moet naar Nederland komen?

Slide 25 - Question ouverte

Hoe noem je het geld wat je ouders moeten betalen aan de overheid?
A
de economie
B
de belasting
C
de keten
D
het overschot

Slide 26 - Quiz

Hema, Etos, Blokker, Jumbo...
Dit zijn voorbeelden van...
A
Boetiekjes
B
Winkels
C
Ketens
D
Markten

Slide 27 - Quiz

Wat hebben 'handelen in iets' en 'op de markt brengen' met elkaar te maken?

Slide 28 - Question ouverte

Maak een zin met het woord 'magazijn'.

Slide 29 - Question ouverte