1.3 Present Simple

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Quote of the day
  1. Wat betekent deze quote?
  2. Hoe doe je dit?
  3. Waarom zou je dit doen?

Bespreek deze vragen met je groepje.
 
Tijd: 5 min. 

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Wat is de Present Simple 
  • Opdrachten
  • Hoe gebruik ik de Present Simple? 
  • Opdrachten

Slide 3 - Diapositive

Na deze les...
  • Weet je wat Verbs zijn en kan je een aantal noemen
  • Weet je wat de Present Simple is 
  • Wanneer je de Present Simple gebruikt 
  • Hoe je de Present Simple gebruikt 

Slide 4 - Diapositive

What are verbs?

Words that show an action (sing, walk, sleep, etc)

Slide 5 - Diapositive

Schrijf zoveel mogelijk "verbs" op in het Engels.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het verschil?
Ik loop naar school. 

Ik liep naar school. 

Slide 7 - Diapositive

Wat is het verschil?
Ik loop naar school.  
I walk to school. 
Present Simple 
Onderwerp + werkwoord

Ik liep naar school. 
I walked to school. 

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruiken we dit?
  • Gewoonte 
  • Feiten 
  • Routines

Slide 9 - Diapositive

I
you
she
h
it

we 
you 
they 
walk 
walk 
walks 
walks
walks

walk
walk
walk

Slide 10 - Diapositive

Wat is de Present Simple?
  1. Hoe maak ik een present Simple?
  2. Wat is de shit-regel?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Practise 
  • We ..... a letter  (to write)
  • We write a letter 

  • He .... a letter 
  • He writes a letter 

Slide 13 - Diapositive

Practise 
What?
Present Simple oefenen 
How?
Schrijf de juiste vorm 
Where?
Op je worksheet
How long?
10 minutes
Done?
Steek je hand op voor een leuke puzzel 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat is het verschil?
I sleep early.  

I don't sleep early. 

I do not sleep early.

Slide 16 - Diapositive

I don't sleep 
You don't sleep 
She doesn't sleep 
He doesn't sleep 
It doesn't sleep 

We don't sleep 
You don't sleep 
They don't sleep 
Present simple negatief = 
Onderwerp + don't + werkwoord



Onthoud: 

  1. Do not = don't 
  2. Shit-regel: does not of doesn't

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Maak deze zinnen negatief 
  • They ..... fruit. (eat) 
  • They don't eat fruit. 

  • She .... games. (like) 
  • She doesn't like games. 

Slide 19 - Diapositive

Practise 
What?
Present Simple negatief oefenen 
How?
Schrijf de juiste vorm 
Where?
Op je worksheet
How long?
10 minutes
Done?
Vraag een puzzel 
of 
werk verder aan je puzzel 

Slide 20 - Diapositive

What did I learn today?
  • What is the Present Simple?
  • How do I use the Present Simple?
  • What is a negative Present Simple?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive